Summary
Dutch
Detailed Translations for insmeren from Dutch to Spanish
insmeren:
-
insmeren
Conjugations for insmeren:
o.t.t.
- smeer in
- smeert in
- smeert in
- smeren in
- smeren in
- smeren in
o.v.t.
- smeerde in
- smeerde in
- smeerde in
- smeerden in
- smeerden in
- smeerden in
v.t.t.
- heb ingesmeerd
- hebt ingesmeerd
- heeft ingesmeerd
- hebben ingesmeerd
- hebben ingesmeerd
- hebben ingesmeerd
v.v.t.
- had ingesmeerd
- had ingesmeerd
- had ingesmeerd
- hadden ingesmeerd
- hadden ingesmeerd
- hadden ingesmeerd
o.t.t.t.
- zal insmeren
- zult insmeren
- zal insmeren
- zullen insmeren
- zullen insmeren
- zullen insmeren
o.v.t.t.
- zou insmeren
- zou insmeren
- zou insmeren
- zouden insmeren
- zouden insmeren
- zouden insmeren
en verder
- ben ingesmeerd
- bent ingesmeerd
- is ingesmeerd
- zijn ingesmeerd
- zijn ingesmeerd
- zijn ingesmeerd
diversen
- smeer in!
- smeert in!
- ingesmeerd
- insmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for insmeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aplicar | toedienen | |
fregar | boenen; dweilen | |
frotar | boenen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aplicar | insmeren | aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; deponeren; gebruik maken van; gebruiken; leggen; plaatsen; toepassen; uitwrijven; utiliseren; zetten |
encerar | insmeren | gladmaken; gladwrijven; in de was zetten; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; politoeren; uitwrijven; wrijven |
engrasar | insmeren | doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren; uitwrijven |
fregar | insmeren | afboenen; afschrobben; boenen; dweilen; gladmaken; gladwrijven; opdweilen; politoeren; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben; uitwrijven |
frotar | insmeren | afboenen; afkrabben; afschrobben; bezemen; boenen; fijnwrijven; gladmaken; gladwrijven; politoeren; schoonboenen; schoonschrobben; schrapen; schrappen; schrobben; uitwrijven |
lubricar | insmeren | doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren; uitwrijven |
ungir | insmeren | |
untar | insmeren | uitsmeren; zalven |