Dutch

Detailed Translations for verkeer from Dutch to Spanish

verkeer:

verkeer [het ~] nom

  1. het verkeer (geslachtsgemeenschap; omgang)
    el trato; la circulación; el roce; la relación sexual; la procesión; el contacto sexual; el trato sexual; el contacto
  2. het verkeer (vervoer over openbare wegen)
  3. het verkeer
    el tráfico

Translation Matrix for verkeer:

NounRelated TranslationsOther Translations
circulación geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer bloedsomloop; circulatie; doorspoeling; doorstroming; doorvloeiing; omloop; roulatie; rouleren
circulación por caminos públicos verkeer; vervoer over openbare wegen
contacto geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer aansluiting; aanvoelen; connectie; contact; contactpersoon; feeling; gevoel; verbinding; voeling
contacto sexual geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
procesión geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer ceremonie; omhaal; ommegang; plechtigheid; plichtpleging; processie; staatsie; stoet
relación sexual geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
roce geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
trato geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer behandeling; bejegening; casus; feit; gebeurtenis; geval; incident; kwestie; treatment; voorval
trato sexual geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
tráfico verkeer rijverkeer
VerbRelated TranslationsOther Translations
contacto sexual neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen

Related Definitions for "verkeer":

  1. alle voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken1
    • er komen steeds meer auto's in het verkeer1
  2. de omgang van mensen met elkaar1
    • in het maatschappelijk verkeer kan ik mij goed handhaven1

Wiktionary Translations for verkeer:

verkeer
noun
  1. het geheel van verplaatsingen waarbij goederen of personen vervoerd worden

Cross Translation:
FromToVia
verkeer tráfico traffic — pedestrians or vehicles on roads or on the air
verkeer encuentro; relación; acuerdo; entrada; acceso; aceptación; admisión abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.
verkeer tráfico; tránsito; circulación traficnégoce, commerce de marchandises.

verkeren:

verkeren verbe (verkeer, verkeert, verkeerde, verkeerden, verkeerd)

  1. verkeren (ergens verkeren)
  2. verkeren (omgaan met)

Conjugations for verkeren:

o.t.t.
  1. verkeer
  2. verkeert
  3. verkeert
  4. verkeren
  5. verkeren
  6. verkeren
o.v.t.
  1. verkeerde
  2. verkeerde
  3. verkeerde
  4. verkeerden
  5. verkeerden
  6. verkeerden
v.t.t.
  1. heb verkeerd
  2. hebt verkeerd
  3. heeft verkeerd
  4. hebben verkeerd
  5. hebben verkeerd
  6. hebben verkeerd
v.v.t.
  1. had verkeerd
  2. had verkeerd
  3. had verkeerd
  4. hadden verkeerd
  5. hadden verkeerd
  6. hadden verkeerd
o.t.t.t.
  1. zal verkeren
  2. zult verkeren
  3. zal verkeren
  4. zullen verkeren
  5. zullen verkeren
  6. zullen verkeren
o.v.t.t.
  1. zou verkeren
  2. zou verkeren
  3. zou verkeren
  4. zouden verkeren
  5. zouden verkeren
  6. zouden verkeren
diversen
  1. verkeer!
  2. verkeert!
  3. verkeerd
  4. verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verkeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
andar con omgaan met; verkeren
encontrarse ergens verkeren; verkeren aantreffen; afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; gelegen zijn; liggen; ontdekken; ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; treffen; uithangen; verzamelen; vinden; zich bevinden; zijn
frecuentar omgaan met; verkeren aankomen; bezoeken; frequenteren; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
hallarse ergens verkeren; verkeren gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; uithangen; zetelen; zich bevinden; zijn

Related Definitions for "verkeren":

  1. daarin zijn1
    • zij verkeert in levensgevaar1
  2. er regelmatig komen1
    • hij verkeert in bepaalde kringen1

Wiktionary Translations for verkeren:


Cross Translation:
FromToVia
verkeren frecuentar fréquenteraller souvent dans un lieu.

Related Translations for verkeer