Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. raffineren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for raffineren from Dutch to Spanish

raffineren:

raffineren verbe (raffineer, raffineert, raffineerde, raffineerden, geraffineerd)

  1. raffineren

Conjugations for raffineren:

o.t.t.
  1. raffineer
  2. raffineert
  3. raffineert
  4. raffineren
  5. raffineren
  6. raffineren
o.v.t.
  1. raffineerde
  2. raffineerde
  3. raffineerde
  4. raffineerden
  5. raffineerden
  6. raffineerden
v.t.t.
  1. heb geraffineerd
  2. hebt geraffineerd
  3. heeft geraffineerd
  4. hebben geraffineerd
  5. hebben geraffineerd
  6. hebben geraffineerd
v.v.t.
  1. had geraffineerd
  2. had geraffineerd
  3. had geraffineerd
  4. hadden geraffineerd
  5. hadden geraffineerd
  6. hadden geraffineerd
o.t.t.t.
  1. zal raffineren
  2. zult raffineren
  3. zal raffineren
  4. zullen raffineren
  5. zullen raffineren
  6. zullen raffineren
o.v.t.t.
  1. zou raffineren
  2. zou raffineren
  3. zou raffineren
  4. zouden raffineren
  5. zouden raffineren
  6. zouden raffineren
en verder
  1. ben geraffineerd
  2. bent geraffineerd
  3. is geraffinneerd
  4. zijn geraffineerd
  5. zijn geraffineerd
  6. zijn geraffineerd
diversen
  1. raffineer!
  2. raffineert!
  3. geraffineerd
  4. raffinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for raffineren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
refinar raffineren bijleren; bijschaven; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; kapot maken; perfectioneren; slechten; veredelen; verfijnen

Wiktionary Translations for raffineren:

raffineren
verb
  1. (overgankelijk) zuiveren, fijner maken, verfijnen