Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. toebrengen:
  2. Wiktionary:
    • toebrengen → dar


Dutch

Detailed Translations for toebrengen from Dutch to Spanish

toebrengen:

toebrengen verbe (breng toe, brengt toe, bracht toe, brachten toe, toegebracht)

  1. toebrengen
    dar; causar; infligir

Conjugations for toebrengen:

o.t.t.
  1. breng toe
  2. brengt toe
  3. brengt toe
  4. brengen toe
  5. brengen toe
  6. brengen toe
o.v.t.
  1. bracht toe
  2. bracht toe
  3. bracht toe
  4. brachten toe
  5. brachten toe
  6. brachten toe
v.t.t.
  1. heb toegebracht
  2. hebt toegebracht
  3. heeft toegebracht
  4. hebben toegebracht
  5. hebben toegebracht
  6. hebben toegebracht
v.v.t.
  1. had toegebracht
  2. had toegebracht
  3. had toegebracht
  4. hadden toegebracht
  5. hadden toegebracht
  6. hadden toegebracht
o.t.t.t.
  1. zal toebrengen
  2. zult toebrengen
  3. zal toebrengen
  4. zullen toebrengen
  5. zullen toebrengen
  6. zullen toebrengen
o.v.t.t.
  1. zou toebrengen
  2. zou toebrengen
  3. zou toebrengen
  4. zouden toebrengen
  5. zouden toebrengen
  6. zouden toebrengen
en verder
  1. ben toegebracht
  2. bent toegebracht
  3. is toegebracht
  4. zijn toegebracht
  5. zijn toegebracht
  6. zijn toegebracht
diversen
  1. breng toe!
  2. brengt toe!
  3. toegebracht
  4. toebrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toebrengen:

NounRelated TranslationsOther Translations
causar aanrichten
VerbRelated TranslationsOther Translations
causar toebrengen aandoen; aanleiding geven tot; aanrichten; aanstichten; berokkenen; losmaken; ophitsen; provoceren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
dar toebrengen aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; draaien; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; iets toekennen; ingeven; meegeven; meesturen; meezenden; ondervragen; overgeven; overhandigen; overhoren; ronddelen; schenken; toebedelen; toekennen; toesteken; toewijzen; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; verlenen; verschaffen; verstrekken; wenden; zwenken
infligir toebrengen

Wiktionary Translations for toebrengen:


Cross Translation:
FromToVia
toebrengen dar donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.

Related Translations for toebrengen