Dutch
Detailed Translations for voortrekken from Dutch to Spanish
voortrekken:
-
voortrekken (iemand begunstigen; voorschuiven)
pretextar; fingir; aparentar; hacer deslizar el parabrisas; desplazar hacia delante-
pretextar verbe
-
fingir verbe
-
aparentar verbe
-
desplazar hacia delante verbe
-
-
voortrekken (bevoordelen; begunstigen; voorschuiven)
Conjugations for voortrekken:
o.t.t.
- trek voor
- trekt voor
- trekt voor
- trekken voor
- trekken voor
- trekken voor
o.v.t.
- trok voor
- trok voor
- trok voor
- trokken voor
- trokken voor
- trokken voor
v.t.t.
- heb voorgetrokken
- hebt voorgetrokken
- heeft voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
v.v.t.
- had voorgetrokken
- had voorgetrokken
- had voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
o.t.t.t.
- zal voortrekken
- zult voortrekken
- zal voortrekken
- zullen voortrekken
- zullen voortrekken
- zullen voortrekken
o.v.t.t.
- zou voortrekken
- zou voortrekken
- zou voortrekken
- zouden voortrekken
- zouden voortrekken
- zouden voortrekken
diversen
- trek voor!
- trekt voor!
- voorgetrokken
- voortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voortrekken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aparentar | iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | |
desplazar hacia delante | iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | duwen; opschuiven; voorschuiven; vooruitschuiven |
favorecer | begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken | bevoorrechten; doneren; geven; schenken; staan; voorrechten toekennen |
fingir | iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | acteren; beweren; doen voorkomen; fingeren; huichelen; komedie spelen; pretenderen; simuleren; stellen; toneelspelen; veinzen; verklaren; voorgeven; voorwenden; zich aanstellen |
hacer deslizar el parabrisas | iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | |
pretextar | iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken | beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven |
privilegiar | begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken | bevoorrechten; doneren; geven; schenken; voorrechten toekennen |
- | bevoordelen; matsen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fingir | doende |
Synonyms for "voortrekken":
Related Definitions for "voortrekken":
Wiktionary Translations for voortrekken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voortrekken | → preferir | ↔ aimer mieux — préférer, aimer une chose par préférence à une autre. |
• voortrekken | → preferir | ↔ préférer — Mettre au-dessus, aimer mieux, se déterminer en faveur d’une personne, d’une chose plutôt que d’une autre. |