Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. druppel:
  2. druppelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for druppel from Dutch to Spanish

druppel:

druppel [de ~ (m)] nom

  1. de druppel (drop)
    la gota

Translation Matrix for druppel:

NounRelated TranslationsOther Translations
gota drop; druppel flinter; floers; jicht; kledder; klodder; kwak; lik; scheutje; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem

Related Words for "druppel":


Wiktionary Translations for druppel:

druppel
noun
  1. kleine hoeveelheid vloeistof die niet in contact is met een andere vloeistof

Cross Translation:
FromToVia
druppel gota bead — small drop of liquid
druppel gota drop — small mass of liquid
druppel gota goutte — Très petite quantité d’un liquide qui se détache avec une forme sphérique. (Sens général).

druppel form of druppelen:

druppelen verbe (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)

  1. druppelen (afdruipen; sijpelen; droppen; )
  2. druppelen (druppels laten vallen; druipen; druppen; droppen)

Conjugations for druppelen:

o.t.t.
  1. druppel
  2. druppelt
  3. druppelt
  4. druppelen
  5. druppelen
  6. druppelen
o.v.t.
  1. druppelde
  2. druppelde
  3. druppelde
  4. druppelden
  5. druppelden
  6. druppelden
v.t.t.
  1. heb gedruppeld
  2. hebt gedruppeld
  3. heeft gedruppeld
  4. hebben gedruppeld
  5. hebben gedruppeld
  6. hebben gedruppeld
v.v.t.
  1. had gedruppeld
  2. had gedruppeld
  3. had gedruppeld
  4. hadden gedruppeld
  5. hadden gedruppeld
  6. hadden gedruppeld
o.t.t.t.
  1. zal druppelen
  2. zult druppelen
  3. zal druppelen
  4. zullen druppelen
  5. zullen druppelen
  6. zullen druppelen
o.v.t.t.
  1. zou druppelen
  2. zou druppelen
  3. zou druppelen
  4. zouden druppelen
  5. zouden druppelen
  6. zouden druppelen
diversen
  1. druppel!
  2. druppelt!
  3. gedruppeld
  4. druppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for druppelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
escurrir afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen
filtrar filtering; schifting
gotear afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen
manchar vlekken
verter inschenken; leeggieten; uitgieten
VerbRelated TranslationsOther Translations
caer gota a gota droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen in straaltjes afdruipen; sijpelen
chorrear afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen in straaltjes afdruipen; in stralen lopen; sijpelen; vloeien
correr afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen aantrekken; dichttrekken; gaan; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; stappen; stromen; vlieden; vloeien; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten; zich voortbewegen
cundir droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen
divulgarse afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen ontdekt worden; ruchtbaar worden; uitkomen; uitkomen van geheim
escurrir droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen afgieten; klemmen; knellen; met iemand worstelen; omklemmen; uitwringen; worstelen; wringen
filtrar afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen doorlekken; doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; in straaltjes afdruipen; laten doorsijpelen; percoleren; sijpelen; uitfilteren; zeven; ziften
gota a gota afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen
gotear afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen lek zijn; lekken; weglekken
manchar droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen afgeven; bedoezelen; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; kladderen; kliederen; klodderen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
salirse afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen overkoken
verter afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen afscheiden; afvoeren; deponeren; doneren; geven; gieten op; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leegstorten; lopen; lozen; neerleggen; opgieten; ruimen; schenken; stromen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; vergieten; vloeien
ModifierRelated TranslationsOther Translations
gota a gota druppelsgewijs; drupsgewijs

Related Words for "druppelen":


Wiktionary Translations for druppelen:


Cross Translation:
FromToVia
druppelen gotear dribble — to fall in drops or an unsteady stream