Dutch
Detailed Translations for begeren from Dutch to Spanish
begeren:
-
begeren (verlangen)
querer; desear; suspirar por; ambicionar-
querer verbe
-
desear verbe
-
suspirar por verbe
-
ambicionar verbe
-
Conjugations for begeren:
o.t.t.
- begeer
- begeert
- begeert
- begeren
- begeren
- begeren
o.v.t.
- begeerde
- begeerde
- begeerde
- begeerden
- begeerden
- begeerden
v.t.t.
- heb begeerd
- hebt begeerd
- heeft begeerd
- hebben begeerd
- hebben begeerd
- hebben begeerd
v.v.t.
- had begeerd
- had begeerd
- had begeerd
- hadden begeerd
- hadden begeerd
- hadden begeerd
o.t.t.t.
- zal begeren
- zult begeren
- zal begeren
- zullen begeren
- zullen begeren
- zullen begeren
o.v.t.t.
- zou begeren
- zou begeren
- zou begeren
- zouden begeren
- zouden begeren
- zouden begeren
diversen
- begeer!
- begeert!
- begeerd
- begerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for begeren:
Wiktionary Translations for begeren:
begeren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• begeren | → codiciar; desear | ↔ covet — to wish for with eagerness |
• begeren | → anhelar | ↔ long for — to have desire for; to yearn |
• begeren | → ansiar | ↔ convoiter — désirer avidement ce qu’un autre posséder. |
• begeren | → esperar; desear | ↔ souhaiter — former un souhait. |