Dutch
Detailed Translations for kleinmaken from Dutch to Spanish
kleinmaken:
-
kleinmaken
cortar; dividir; despedazar; escindir; fisionar; cortar en pedazos; hacer pedazos-
cortar verbe
-
dividir verbe
-
despedazar verbe
-
escindir verbe
-
fisionar verbe
-
cortar en pedazos verbe
-
hacer pedazos verbe
-
Conjugations for kleinmaken:
o.t.t.
- maak klein
- maakt klein
- maakt klein
- maken klein
- maken klein
- maken klein
o.v.t.
- maakte klein
- maakte klein
- maakte klein
- maakten klein
- maakten klein
- maakten klein
v.t.t.
- heb klein gemaakt
- hebt klein gemaakt
- heeft klein gemaakt
- hebben klein gemaakt
- hebben klein gemaakt
- hebben klein gemaakt
v.v.t.
- had klein gemaakt
- had klein gemaakt
- had klein gemaakt
- hadden klein gemaakt
- hadden klein gemaakt
- hadden klein gemaakt
o.t.t.t.
- zal kleinmaken
- zult kleinmaken
- zal kleinmaken
- zullen kleinmaken
- zullen kleinmaken
- zullen kleinmaken
o.v.t.t.
- zou kleinmaken
- zou kleinmaken
- zou kleinmaken
- zouden kleinmaken
- zouden kleinmaken
- zouden kleinmaken
en verder
- ben klein gemaakt
- bent klein gemaakt
- is klein gemaakt
- zijn klein gemaakt
- zijn klein gemaakt
- zijn klein gemaakt
diversen
- maak klein!
- maakt klein!
- klein gemaakt
- klein makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kleinmaken:
Wiktionary Translations for kleinmaken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kleinmaken | → bajar; inclinar | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• kleinmaken | → demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |