Summary


Dutch

Detailed Translations for laven from Dutch to Spanish

laven:

laven verbe (laaf, laaft, laafde, laafden, gelaafd)

  1. laven (tegoed doen; lenigen; lessen)
  2. laven (dorst lessen)
  3. laven (zijn heil zoeken in; troosten; sterken)

Conjugations for laven:

o.t.t.
  1. laaf
  2. laaft
  3. laaft
  4. laven
  5. laven
  6. laven
o.v.t.
  1. laafde
  2. laafde
  3. laafde
  4. laafden
  5. laafden
  6. laafden
v.t.t.
  1. heb gelaafd
  2. hebt gelaafd
  3. heeft gelaafd
  4. hebben gelaafd
  5. hebben gelaafd
  6. hebben gelaafd
v.v.t.
  1. had gelaafd
  2. had gelaafd
  3. had gelaafd
  4. hadden gelaafd
  5. hadden gelaafd
  6. hadden gelaafd
o.t.t.t.
  1. zal laven
  2. zult laven
  3. zal laven
  4. zullen laven
  5. zullen laven
  6. zullen laven
o.v.t.t.
  1. zou laven
  2. zou laven
  3. zou laven
  4. zouden laven
  5. zouden laven
  6. zouden laven
en verder
  1. ben gelaafd
  2. bent gelaafd
  3. is gelaafd
  4. zijn gelaafd
  5. zijn gelaafd
  6. zijn gelaafd
diversen
  1. laaf!
  2. laaft!
  3. gelaafd
  4. lavend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for laven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
apagar la sed dorst lessen; laven lessen; stillen; zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen
buscar refugio en laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in
consolar laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten
consumir laven; lenigen; lessen; tegoed doen aanwenden; benutten; bezigen; consumeren; doorleven; doorstaan; drugs consumeren; eten; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; iets uitgeven; muziek componeren; nuttigen; opeten; oppeuzelen; oproken; opteren; opvreten; toepassen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; utiliseren; verbruiken; verdragen; verduren; verorberen; verstoken; verteren; verwerken; vreten
disfrutar laven; lenigen; lessen; tegoed doen aanstaan; amuseren; believen; genieten; genot hebben van; goeddunken; lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen

Wiktionary Translations for laven:


Cross Translation:
FromToVia
laven refrescar désaltérerapaiser la soif.

Related Translations for laven



Spanish

Detailed Translations for laven from Spanish to Dutch

lavar:

lavar verbe

  1. lavar
    wassen; uitwassen
    • wassen verbe (was, wast, waste, wasten, gewassen)
    • uitwassen verbe (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)
  2. lavar
    schoonwassen
    • schoonwassen verbe (was schoon, wast schoon, waste schoon, wasten schoon, schoongewassen)
  3. lavar
    uitwassen
    • uitwassen verbe (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)
  4. lavar (enjugar)
    afspoelen
    • afspoelen verbe (spoel af, spoelt af, spoelde af, spoelden af, afgespoeld)
  5. lavar (legalizar; blanquear)
    legaliseren
    • legaliseren verbe (legaliseer, legaliseert, legaliseerde, legaliseerden, gelegaliseerd)
  6. lavar (enjuagar; bañar)
    omspoelen met water; uitspoelen
  7. lavar (enjuagar; bañar)
    omspoelen
    • omspoelen verbe (spoel om, spoelt om, spoelde om, spoelden om, omgespoeld)

Conjugations for lavar:

presente
  1. lavo
  2. lavas
  3. lava
  4. lavamos
  5. laváis
  6. lavan
imperfecto
  1. lavaba
  2. lavabas
  3. lavaba
  4. lavábamos
  5. lavabais
  6. lavaban
indefinido
  1. lavé
  2. lavaste
  3. lavó
  4. lavamos
  5. lavasteis
  6. lavaron
fut. de ind.
  1. lavaré
  2. lavarás
  3. lavará
  4. lavaremos
  5. lavaréis
  6. lavarán
condic.
  1. lavaría
  2. lavarías
  3. lavaría
  4. lavaríamos
  5. lavaríais
  6. lavarían
pres. de subj.
  1. que lave
  2. que laves
  3. que lave
  4. que lavemos
  5. que lavéis
  6. que laven
imp. de subj.
  1. que lavara
  2. que lavaras
  3. que lavara
  4. que laváramos
  5. que lavarais
  6. que lavaran
miscelánea
  1. ¡lava!
  2. ¡lavad!
  3. ¡no laves!
  4. ¡no lavéis!
  5. lavado
  6. lavando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for lavar:

NounRelated TranslationsOther Translations
wassen hincharse; limpieza
VerbRelated TranslationsOther Translations
afspoelen enjugar; lavar enjuagadurar; enjuaguer
legaliseren blanquear; lavar; legalizar
omspoelen bañar; enjuagar; lavar
omspoelen met water bañar; enjuagar; lavar
schoonwassen lavar
uitspoelen bañar; enjuagar; lavar
uitwassen lavar
wassen lavar florecer; medrar
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
wassen de cera

Synonyms for "lavar":


Wiktionary Translations for lavar:

lavar
verb
  1. iets schoonmaken
  2. zichzelf schoonmaken

Cross Translation:
FromToVia
lavar schoonmaken; reinigen cleanse — clean, purify
lavar wassen wash — to clean with water
lavar myć wassen — iets schoonmaken
lavar de was doen; wassen; uitwassen lavernettoyer avec de l’eau, pure ou additionnée de savon ou de lessive, ou, avec tout autre liquide.