Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. rechtmaken:
  2. recht maken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rechtmaken from Dutch to Spanish

rechtmaken:

rechtmaken verbe (maak recht, maakt recht, maakte recht, maakten recht, recht gemaakt)

  1. rechtmaken

Conjugations for rechtmaken:

o.t.t.
  1. maak recht
  2. maakt recht
  3. maakt recht
  4. maken recht
  5. maken recht
  6. maken recht
o.v.t.
  1. maakte recht
  2. maakte recht
  3. maakte recht
  4. maakten recht
  5. maakten recht
  6. maakten recht
v.t.t.
  1. heb recht gemaakt
  2. hebt recht gemaakt
  3. heeft recht gemaakt
  4. hebben recht gemaakt
  5. hebben recht gemaakt
  6. hebben recht gemaakt
v.v.t.
  1. had recht gemaakt
  2. had recht gemaakt
  3. had recht gemaakt
  4. hadden recht gemaakt
  5. hadden recht gemaakt
  6. hadden recht gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal rechtmaken
  2. zult rechtmaken
  3. zal rechtmaken
  4. zullen rechtmaken
  5. zullen rechtmaken
  6. zullen rechtmaken
o.v.t.t.
  1. zou rechtmaken
  2. zou rechtmaken
  3. zou rechtmaken
  4. zouden rechtmaken
  5. zouden rechtmaken
  6. zouden rechtmaken
en verder
  1. is recht gemaakt
  2. zijn recht gemaakt
diversen
  1. maak recht!
  2. maakt recht!
  3. recht gemaakt
  4. rechtmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rechtmaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer recto rechtmaken recht maken

Wiktionary Translations for rechtmaken:


Cross Translation:
FromToVia
rechtmaken estirar straighten — make straight

recht maken:

recht maken verbe (maak recht, maakt recht, maakte recht, maakten recht, recht gemaakt)

  1. recht maken

Conjugations for recht maken:

o.t.t.
  1. maak recht
  2. maakt recht
  3. maakt recht
  4. maken recht
  5. maken recht
  6. maken recht
o.v.t.
  1. maakte recht
  2. maakte recht
  3. maakte recht
  4. maakten recht
  5. maakten recht
  6. maakten recht
v.t.t.
  1. heb recht gemaakt
  2. hebt recht gemaakt
  3. heeft recht gemaakt
  4. hebben recht gemaakt
  5. hebben recht gemaakt
  6. hebben recht gemaakt
v.v.t.
  1. had recht gemaakt
  2. had recht gemaakt
  3. had recht gemaakt
  4. hadden recht gemaakt
  5. hadden recht gemaakt
  6. hadden recht gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal recht maken
  2. zult recht maken
  3. zal recht maken
  4. zullen recht maken
  5. zullen recht maken
  6. zullen recht maken
o.v.t.t.
  1. zou recht maken
  2. zou recht maken
  3. zou recht maken
  4. zouden recht maken
  5. zouden recht maken
  6. zouden recht maken
en verder
  1. is recht gemaakt
  2. zijn recht gemaakt
diversen
  1. maak recht!
  2. maakt recht!
  3. recht gemaakt
  4. recht makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for recht maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer recto recht maken rechtmaken