Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. scheuring:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for scheuring from Dutch to Spanish

scheuring:

scheuring [de ~ (v)] nom

  1. de scheuring (ruptuur)
    la ruptura
  2. de scheuring (geloofsafscheiding; afscheiding; schisma)
    el cisma; la guerra religiosa; la lucha religiosa
  3. de scheuring (tweedracht; verdeeldheid; disharmonie; )
    el conflicto; la discordia

Translation Matrix for scheuring:

NounRelated TranslationsOther Translations
cisma afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma geloofsstrijd
conflicto conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete argument; botsing; conflict; debat; dispuut; geschil; gevecht; kamp; kwestie; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; strijd; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
discordia conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete gespletenheid; misnoegen; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; tweedracht; tweespalt; verdeeldheid
guerra religiosa afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma geloofsstrijd
lucha religiosa afscheiding; geloofsafscheiding; scheuring; schisma geloofsstrijd
ruptura ruptuur; scheuring barst; breken; breuk; deel; dijkbreuk; doorbraak; doorbreken; doorbreking; fractie; gedeelte; interruptie; krak; onderbreking; openscheuring; part; scheur; stuk; verbreking
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
discordia disharmonie; tweedracht

Related Words for "scheuring":


Wiktionary Translations for scheuring:


Cross Translation:
FromToVia
scheuring desgarrón; granja accroc — Déchirure faite dans un tissu par quelque chose de pointu ou qui accrocher.