Summary
Dutch
Detailed Translations for bestijgen from Dutch to Spanish
bestijgen:
Conjugations for bestijgen:
o.t.t.
- bestijg
- bestijgt
- bestijgt
- bestijgen
- bestijgen
- bestijgen
o.v.t.
- besteeg
- besteeg
- besteeg
- bestegen
- bestegen
- bestegen
v.t.t.
- heb bestegen
- hebt bestegen
- heeft bestegen
- hebben bestegen
- hebben bestegen
- hebben bestegen
v.v.t.
- had bestegen
- had bestegen
- had bestegen
- hadden bestegen
- hadden bestegen
- hadden bestegen
o.t.t.t.
- zal bestijgen
- zult bestijgen
- zal bestijgen
- zullen bestijgen
- zullen bestijgen
- zullen bestijgen
o.v.t.t.
- zou bestijgen
- zou bestijgen
- zou bestijgen
- zouden bestijgen
- zouden bestijgen
- zouden bestijgen
diversen
- bestijg!
- bestijgt!
- bestegen
- bestijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bestijgen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
montar | bestijgen | aanbinden; aanknopen; arrangeren; assembleren; beginnen; berijden; betrappen; bevestigen; bijeen voegen; bouwen; combineren; ergens aan bevestigen; iets op touw zetten; in elkaar zetten; in het leven roepen; inrichten; installeren; instappen; koppelen; maken; monteren; opbouwen; regelen; samenvoegen; scheppen; snappen; vastmaken; vastzetten |