Dutch
Detailed Translations for verdienen from Dutch to Spanish
verdienen:
-
verdienen
merecer; ganar dinero; ganar; mantener a la familia-
merecer verbe
-
ganar dinero verbe
-
ganar verbe
-
mantener a la familia verbe
-
Conjugations for verdienen:
o.t.t.
- verdien
- verdient
- verdient
- verdienen
- verdienen
- verdienen
o.v.t.
- verdiende
- verdiende
- verdiende
- verdienden
- verdienden
- verdienden
v.t.t.
- heb verdiend
- hebt verdiend
- heeft verdiend
- hebben verdiend
- hebben verdiend
- hebben verdiend
v.v.t.
- had verdiend
- had verdiend
- had verdiend
- hadden verdiend
- hadden verdiend
- hadden verdiend
o.t.t.t.
- zal verdienen
- zult verdienen
- zal verdienen
- zullen verdienen
- zullen verdienen
- zullen verdienen
o.v.t.t.
- zou verdienen
- zou verdienen
- zou verdienen
- zouden verdienen
- zouden verdienen
- zouden verdienen
diversen
- verdien!
- verdient!
- verdiend
- verdienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verdienen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ganar | verdienen | aankopen; aanschaffen; behalen; binnenbrengen; binnenhalen; buitmaken; de kost verdienen; de overwinning behalen; gewinnen; halen; in het leven roepen; kopen; kostwinnen; maken; pakken; scheppen; tot stand brengen; vangen; verkrijgen; verwerven; voor elkaar krijgen; winnen; zegevieren |
ganar dinero | verdienen | de kost verdienen; kostwinnen |
mantener a la familia | verdienen | de kost verdienen; kostwinnen |
merecer | verdienen | de kost verdienen; kostwinnen |
Antonyms for "verdienen":
Related Definitions for "verdienen":
External Machine Translations: