Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- troetel:
-
Wiktionary:
- troetelen → acariciar, hacer caricias, papachar, mimar, consentir
Dutch
Detailed Translations for troetelen from Dutch to Spanish
troetelen form of troetel:
-
de troetel
Translation Matrix for troetel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cariño | troetel | beminde; dot; duifje; geliefde; genegenheid; gevoeligheid; gezelschapsdier; hartelijkheid; innigheid; kindlief; lekkertje; liefde; liefje; liefkozing; liefste; lieve; poepje; scharreltje; schat; schatje; schattebout; schatteboutje; schattig kind; scheetje; snoes; snoezepoes; tederheid; toegenegenheid; vriendin; vriendinnetje; vrouwlief; zachtheid |
persona muy sociable | troetel | gezelschapsdier |