Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. terugblik:
  2. terugblikken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for terugblik from Dutch to Spanish

terugblik:

terugblik [de ~ (m)] nom

  1. de terugblik

Translation Matrix for terugblik:

NounRelated TranslationsOther Translations
mirada retrospectiva terugblik
retrospección terugblik

Related Words for "terugblik":


Related Definitions for "terugblik":

  1. overzicht van wat er vroeger is gebeurd1
    • op oudejaarsavond kregen we een terugblik op het voorbije jaar1

Wiktionary Translations for terugblik:

terugblik
noun
  1. een blik op voorbijgegane zaken

terugblikken:

terugblikken verbe (blik terug, blikt terug, blikte terug, blikten terug, teruggeblikt)

  1. terugblikken

Conjugations for terugblikken:

o.t.t.
  1. blik terug
  2. blikt terug
  3. blikt terug
  4. blikken terug
  5. blikken terug
  6. blikken terug
o.v.t.
  1. blikte terug
  2. blikte terug
  3. blikte terug
  4. blikten terug
  5. blikten terug
  6. blikten terug
v.t.t.
  1. heb teruggeblikt
  2. hebt teruggeblikt
  3. heeft teruggeblikt
  4. hebben teruggeblikt
  5. hebben teruggeblikt
  6. hebben teruggeblikt
v.v.t.
  1. had teruggeblikt
  2. had teruggeblikt
  3. had teruggeblikt
  4. hadden teruggeblikt
  5. hadden teruggeblikt
  6. hadden teruggeblikt
o.t.t.t.
  1. zal terugblikken
  2. zult terugblikken
  3. zal terugblikken
  4. zullen terugblikken
  5. zullen terugblikken
  6. zullen terugblikken
o.v.t.t.
  1. zou terugblikken
  2. zou terugblikken
  3. zou terugblikken
  4. zouden terugblikken
  5. zouden terugblikken
  6. zouden terugblikken
en verder
  1. ben teruggeblikt
  2. bent teruggeblikt
  3. is teruggeblikt
  4. zijn teruggeblikt
  5. zijn teruggeblikt
  6. zijn teruggeblikt
diversen
  1. blik terug!
  2. blikt terug!
  3. teruggeblikt
  4. terugblikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugblikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
remontarse terugblikken
volver la vista atrás terugblikken achteruitkijken; nakijken; nazien; omkijken; omzien; terugkijken

Related Words for "terugblikken":