Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- verkruimelen:
-
Wiktionary:
- verkruimelen → desmenuzarse, desmoronarse, desmigajarse, desmigajar, desmenuzar, disociar, solucionar, dirimir, resolver, disolver
Dutch
Detailed Translations for verkruimelen from Dutch to Spanish
verkruimelen:
-
verkruimelen (verbrokkelen)
deshacerse; desmigar; desmigajar; migar; atomizar-
deshacerse verbe
-
desmigar verbe
-
desmigajar verbe
-
migar verbe
-
atomizar verbe
-
Conjugations for verkruimelen:
o.t.t.
- verkruimel
- verkruimelt
- verkruimelt
- verkruimelen
- verkruimelen
- verkruimelen
o.v.t.
- verkruimelde
- verkruimelde
- verkruimelde
- verkruimelden
- verkruimelden
- verkruimelden
v.t.t.
- heb verkruimeld
- hebt verkruimeld
- heeft verkruimeld
- hebben verkruimeld
- hebben verkruimeld
- hebben verkruimeld
v.v.t.
- had verkruimeld
- had verkruimeld
- had verkruimeld
- hadden verkruimeld
- hadden verkruimeld
- hadden verkruimeld
o.t.t.t.
- zal verkruimelen
- zult verkruimelen
- zal verkruimelen
- zullen verkruimelen
- zullen verkruimelen
- zullen verkruimelen
o.v.t.t.
- zou verkruimelen
- zou verkruimelen
- zou verkruimelen
- zouden verkruimelen
- zouden verkruimelen
- zouden verkruimelen
diversen
- verkruimel!
- verkruimelt!
- verkruimeld
- verkruimelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkruimelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
atomizar | verbrokkelen; verkruimelen | |
deshacerse | verbrokkelen; verkruimelen | afrotten; brokkelen; desintegreren; in elkaar storten; kruimelen; ten gronde gaan; uit elkaar vallen; uiteenvallen; vergaan; verkommeren; vervallen |
desmigajar | verbrokkelen; verkruimelen | |
desmigar | verbrokkelen; verkruimelen | |
migar | verbrokkelen; verkruimelen |
Wiktionary Translations for verkruimelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkruimelen | → desmenuzarse; desmoronarse; desmigajarse | ↔ crumble — to fall apart |
• verkruimelen | → desmigajar; desmenuzar | ↔ crumble — to render into crumbs |
• verkruimelen | → disociar | ↔ dissocier — séparer des éléments qui étaient associés. |
• verkruimelen | → solucionar; dirimir; resolver; disolver | ↔ résoudre — Décomposer un corps en ses éléments. |