Summary
Dutch
Detailed Translations for ophangen from Dutch to Spanish
ophangen:
-
ophangen (opknopen)
-
ophangen (ergens aan hangen)
Conjugations for ophangen:
o.t.t.
- hang op
- hangt op
- hangt op
- hangen op
- hangen op
- hangen op
o.v.t.
- hing op
- hing op
- hing op
- hingen op
- hingen op
- hingen op
v.t.t.
- heb opgehangen
- hebt opgehangen
- heeft opgehangen
- hebben opgehangen
- hebben opgehangen
- hebben opgehangen
v.v.t.
- had opgehangen
- had opgehangen
- had opgehangen
- hadden opgehangen
- hadden opgehangen
- hadden opgehangen
o.t.t.t.
- zal ophangen
- zult ophangen
- zal ophangen
- zullen ophangen
- zullen ophangen
- zullen ophangen
o.v.t.t.
- zou ophangen
- zou ophangen
- zou ophangen
- zouden ophangen
- zouden ophangen
- zouden ophangen
en verder
- is opgehangen
- zijn opgehangen
diversen
- hang op!
- hangt op!
- opgehangen
- ophangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ophangen (ophanging; wielophanging)
la suspensión
Translation Matrix for ophangen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
colgar | hangen | |
suspensión | ophangen; ophanging; wielophanging | afgelasting; gestaak; schorsing; slaapstand; staken; staking; suspensie; verdaging; werkonderbreking |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ahorcar | ergens aan hangen; ophangen | |
colgar | ergens aan hangen; ophangen; opknopen | naarbeneden hangen |
colgarse | ergens aan hangen; ophangen; opknopen |