Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Search: kleden

Dutch and Spanish Search Results for: kleden

Summary

Dutch to Spanish: more detail...

kleden:
- vestirse; ataviarse
- vestirse
kleed:
- vestido
Wiktionary:
- kleden → bañado, lavado, cubierto, vestir, vestirse, revestir, enfundar, poner, sobreponer, revocar
- kleed → tela, traje, vestido, bata

Dutch

Detailed Translations for kleden from Dutch to Spanish

kleden:

kleden verbe (kleed, kleedt, kleedde, kleedden, gekleed)

kleden (zich tooien; uitmonsteren; zich kleden)
vestirse; ataviarse
- vestirse verbe
- ataviarse verbe

Conjugations for kleden:

o.t.t.

kleed
kleedt
kleedt
kleden
kleden
kleden

o.v.t.

kleedde
kleedde
kleedde
kleedden
kleedden
kleedden

v.t.t.

heb gekleed
hebt gekleed
heeft gekleed
hebben gekleed
hebben gekleed
hebben gekleed

v.v.t.

had gekleed
had gekleed
had gekleed
hadden gekleed
hadden gekleed
hadden gekleed

o.t.t.t.

zal kleden
zult kleden
zal kleden
zullen kleden
zullen kleden
zullen kleden

o.v.t.t.

zou kleden
zou kleden
zou kleden
zouden kleden
zouden kleden
zouden kleden

en verder

ben gekleed
bent gekleed
is gekleed
zijn gekleed
zijn gekleed
zijn gekleed

diversen

kleed!
kleedt!
gekleed
kledend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kleden [het ~] nom

het kleden (aankleden; aandoen; aantrekken)
el vestirse
- vestirse [el ~] nom

Translation Matrix for kleden:

Noun	Related Translations	Other Translations
vestirse	aandoen; aankleden; aantrekken; kleden
Verb	Related Translations	Other Translations
ataviarse	kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien
vestirse	kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien	aandoen; aankleden; aantrekken; zich aankleden
-	aankleden

Related Words for "kleden":

kleed

Synonyms for "kleden":

aankleden

Related Definitions for "kleden":

kleren aan het lijf doen¹
- kleed je maar netjes aan voor het concert!¹

Wiktionary Translations for kleden:

Cross Translation:

From	To	Via
• kleden	→ bañado; lavado; cubierto	↔ clad — to clothe
• kleden	→ vestir	↔ clothe — adorn with clothing
• kleden	→ vestir	↔ dress — to clothe (something or somebody)
• kleden	→ vestir; vestirse	↔ habiller — Mettre des habits à quelqu’un…
• kleden	→ revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar	↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
• kleden	→ vestir	↔ vêtir — habiller, couvrir d’un vêtement.

kleden form of kleed:

kleed [de ~ (m)] nom

de kleed
el vestido
- vestido [el ~] nom

Translation Matrix for kleed:

Noun	Related Translations	Other Translations
vestido	kleed	dracht; folkloristisch kostuum; gewaad; japon; jurk; klederdracht; kledingstuk; robe; uitdossing
Modifier	Related Translations	Other Translations
vestido		aangekleed; gekleed

Related Words for "kleed":

kleedden, kleden, kleedje, kleedjes

Wiktionary Translations for kleed:

Cross Translation:

From	To	Via
• kleed	→ tela	↔ cloth — woven fabric
• kleed	→ traje; vestido	↔ dress — garment
• kleed	→ bata	↔ robe — long, loose outer garment

Related Translations for kleden

zich kleden

¹Muiswerk Woordenboek