Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- opscheppen:
-
Wiktionary:
- opscheppen → cacarear, blasonar, chulear
- opscheppen → fanfarronear, jactarse, presumir, vertir, palaganear, servir
Dutch
Detailed Translations for opscheppen from Dutch to Spanish
opscheppen:
-
opscheppen (grootspreken)
-
opscheppen (snoeven; grootspreken; opsnijden)
presumir; cucharear; cortar en pedazos; cortar; hacer pedazos-
presumir verbe
-
cucharear verbe
-
cortar en pedazos verbe
-
cortar verbe
-
hacer pedazos verbe
-
-
opscheppen (eten opscheppen)
-
opscheppen (zich bedienen aan tafel; opdissen; zich bedienen)
Conjugations for opscheppen:
o.t.t.
- schep op
- schept op
- schept op
- scheppen op
- scheppen op
- scheppen op
o.v.t.
- schepte op
- schepte op
- schepte op
- schepten op
- schepten op
- schepten op
v.t.t.
- heb opgeschept
- hebt opgeschept
- heeft opgeschept
- hebben opgeschept
- hebben opgeschept
- hebben opgeschept
v.v.t.
- had opgeschept
- had opgeschept
- had opgeschept
- hadden opgeschept
- hadden opgeschept
- hadden opgeschept
o.t.t.t.
- zal opscheppen
- zult opscheppen
- zal opscheppen
- zullen opscheppen
- zullen opscheppen
- zullen opscheppen
o.v.t.t.
- zou opscheppen
- zou opscheppen
- zou opscheppen
- zouden opscheppen
- zouden opscheppen
- zouden opscheppen
en verder
- is opgeschept
- zijn opgeschept
diversen
- schep op!
- schept op!
- opgeschept
- opscheppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opscheppen:
Related Definitions for "opscheppen":
Wiktionary Translations for opscheppen:
opscheppen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opscheppen | → fanfarronear; jactarse; presumir | ↔ brag — to boast |
• opscheppen | → vertir | ↔ ladle — serve with a ladle |
• opscheppen | → fanfarronear; palaganear; presumir | ↔ angeben — sich wichtiger erscheinen lassen als man ist: prahlen, protzen |
• opscheppen | → servir | ↔ auftragen — Speisen auf dem Tisch servieren; ein Thema ansprechen |