Summary
Dutch
Detailed Translations for ontroeren from Dutch to Spanish
ontroeren:
-
ontroeren (treffen; raken)
-
ontroeren (aangrijpen)
Conjugations for ontroeren:
o.t.t.
- ontroer
- ontroert
- ontroert
- ontroeren
- ontroeren
- ontroeren
o.v.t.
- ontroerde
- ontroerde
- ontroerde
- ontroerden
- ontroerden
- ontroerden
v.t.t.
- ben ontroerd
- bent ontroerd
- is ontroerd
- zijn ontroerd
- zijn ontroerd
- zijn ontroerd
v.v.t.
- was ontroerd
- was ontroerd
- was ontroerd
- waren ontroerd
- waren ontroerd
- waren ontroerd
o.t.t.t.
- zal ontroeren
- zult ontroeren
- zal ontroeren
- zullen ontroeren
- zullen ontroeren
- zullen ontroeren
o.v.t.t.
- zou ontroeren
- zou ontroeren
- zou ontroeren
- zouden ontroeren
- zouden ontroeren
- zouden ontroeren
diversen
- ontroer!
- ontroert!
- ontroerd
- ontroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontroeren:
Wiktionary Translations for ontroeren:
ontroeren
Cross Translation:
verb
-
gevoelens van medeleven, vertedering of getroffenheid oproepen
- ontroeren → conmover; emocionar; conmocionar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontroeren | → conmover; afectar | ↔ affect — to move to emotion |
• ontroeren | → conmover; emocionar | ↔ move — to arouse the feelings or passions of |
• ontroeren | → tocar | ↔ touch — affect emotionally |
• ontroeren | → remover; mover; conmover; emocionar | ↔ remuer — mouvoir, déplacer. |
• ontroeren | → conmover; emocionar; agitar; perturbar | ↔ émouvoir — provoquer une émotion. |