Dutch

Detailed Translations for oplettend from Dutch to Spanish

oplettend:


Translation Matrix for oplettend:

NounRelated TranslationsOther Translations
alerta alarm; alert; hulpgeroep; hulpkreet; melding; noodkreet; waarschuwing
ModifierRelated TranslationsOther Translations
alerta aandachtig; oplettend; opmerkzaam ad rem; alert; bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; hoede; omzichtig; paraat; slagvaardig; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wakker
alerto alert; oplettend; uitgeslapen; wakker
atentamente aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; belangstellend; geïnteresseerd; met een scherp oog; nauwlettend
atento aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; aangenaam; aardig; alert; attent; bedachtzaam; behoedzaam; behulpzaam; belangstellend; bereidwillig; beschaafd; bezonnen; charmant; dienstwillig; geciviliseerd; gecultiveerd; gedienstig; genegenheid opwekkend; geïnteresseerd; goedaardig; goedhartig; hoede; hulpvaardig; innemend; inschikkelijk; met een scherp oog; minzaam; nauwlettend; omzichtig; ontwikkeld; paraat; plezierig; voorkomend; voorzichtig; vriendelijk; waaks; waakzaam; wakend; zachtaardig
con atención aandachtig; oplettend; opmerkzaam

Related Words for "oplettend":


Wiktionary Translations for oplettend:


Cross Translation:
FromToVia
oplettend atentamente attentively — in an attentive manner
oplettend atento attentif — Qui a de l’attention, de la concentration sur quelque chose.

oplettend form of opletten:

Conjugations for opletten:

o.t.t.
  1. let op
  2. let op
  3. let op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
o.v.t.
  1. lette op
  2. lette op
  3. lette op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
v.t.t.
  1. heb opgelet
  2. hebt opgelet
  3. heeft opgelet
  4. hebben opgelet
  5. hebben opgelet
  6. hebben opgelet
v.v.t.
  1. had opgelet
  2. had opgelet
  3. had opgelet
  4. hadden opgelet
  5. hadden opgelet
  6. hadden opgelet
o.t.t.t.
  1. zal opletten
  2. zult opletten
  3. zal opletten
  4. zullen opletten
  5. zullen opletten
  6. zullen opletten
o.v.t.t.
  1. zou opletten
  2. zou opletten
  3. zou opletten
  4. zouden opletten
  5. zouden opletten
  6. zouden opletten
diversen
  1. let op!
  2. let op!
  3. opgelet
  4. oplettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opletten:

NounRelated TranslationsOther Translations
atender gehoor; gevolg; gevolg geven aan; klaarstaan
contemplar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
controlar controleren
escuchar horen; luisteren
mirar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken; kijken
percibir innen
prestar atención aandacht verenigen; concentratie; geconcentreerdheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
atender aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren aanhoren; afrekenen; assisteren; beantwoorden; bedienen; belonen; betalen; bezoldigen; bijspringen; bijstaan; dokken; gehoorzamen; handreiken; helpen; honoreren; iemand vervangen; knoppen bedienen; lonen; luisteren; ondersteunen; ondervragen; overhoren; salariëren; seconderen; serveren; toehoren; uithoren; uitvragen; verhoren; verplegen; verzorgen; weldoen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
atender a aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren behandelen; gehoorzamen; gunnen; iets toekennen; luisteren; ondervragen; overhoren; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
contemplar in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aanschouwen; afwegen; bedenken; bekijken; beschouwen; bespiegelen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; nadenken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; signaleren; speurend kijken; staren; turen; voelen; waarnemen; zien
controlar in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bewaken; bezichtigen; controleren; doorvorsen; inspecteren; intomen; keuren; leerstof beheersen; matigen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onder de knie hebben; onderzoeken; surveilleren; testen; toezicht houden; toezien
cuidarse de hoeden voor; opletten
escuchar aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren aanhoren; beluisteren; gehoorzamen; geluid waarnemen; horen; luisteren; ondervragen; overhoren; toehoren; uithoren; uitvragen; verhoren
fijarse aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren
hacer caso aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren gehoorzamen; luisteren
mirar in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aankijken; aanschouwen; bekijken; beproeven; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; keuren; kijken; koekeloeren; observeren; onderscheiden; onderzoeken; ontwaren; opmerken; schouwen; speurend kijken; staren; te zien krijgen; testen; toekijken; toeschouwen; turen; waarnemen; zien
observar in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aanblikken; aankijken; aanmerken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; schouwen; signaleren; staren; toekijken; toeschouwen; turen; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
percatarse de in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; toekijken; turen; waarmerken; waarnemen; zien
percibir in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bemerken; bespeuren; casseren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; toeschouwen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
poner atención aandacht erbij houden; aandachtig luisteren; opletten; oppassen; toeluisteren; uitkijken voor oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
prestar atención aandacht erbij houden; aandachtig luisteren; bij de les blijven; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; oppassen; toeluisteren; toezien; uitkijken voor oppassen; toekijken; uitkijken; voorzichtig zijn
prestar atención a aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
tener cuidado aandachtig luisteren; opletten; oppassen; toeluisteren; uitkijken voor gehoorzamen; luisteren; op zijn hoede zijn; oppassen; oppassen voor gevaar; uitkijken; voorzichtig zijn
vigilar in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien bekijken; bewaken; gadeslaan; hoeden; kijken; observeren; patrouilleren; toezien op; waarnemen; waken; wakker blijven; zien
- oppassen; uitkijken

Synonyms for "opletten":


Related Definitions for "opletten":

  1. je aandacht erbij houden1
    • jongens, allemaal even opletten als ik dit uitleg1

Wiktionary Translations for opletten:


Cross Translation:
FromToVia
opletten escuchar listen — to expect or wait for a sound
opletten → [[asegurarse de]] make sure — to verify; to recheck; to use extra care or caution
opletten tomar en cuenta; pescar pay attention — to be attentive
opletten observar watch — to observe
opletten vigilar watch — to attend or guard
opletten tener cuidado watch — to be wary
opletten vigilar surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.

letten op:

letten op verbe (let op, lette op, letten op, opgelet)

  1. letten op

Conjugations for letten op:

o.t.t.
  1. let op
  2. let op
  3. let op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
o.v.t.
  1. lette op
  2. lette op
  3. lette op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
v.t.t.
  1. heb opgelet
  2. hebt opgelet
  3. heeft opgelet
  4. hebben opgelet
  5. hebben opgelet
  6. hebben opgelet
v.v.t.
  1. had opgelet
  2. had opgelet
  3. had opgelet
  4. hadden opgelet
  5. hadden opgelet
  6. hadden opgelet
o.t.t.t.
  1. zal letten op
  2. zult letten op
  3. zal letten op
  4. zullen letten op
  5. zullen letten op
  6. zullen letten op
o.v.t.t.
  1. zou letten op
  2. zou letten op
  3. zou letten op
  4. zouden letten op
  5. zouden letten op
  6. zouden letten op
diversen
  1. let op!
  2. let op!
  3. opgelet
  4. oplettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for letten op:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fijarse en letten op

Wiktionary Translations for letten op:


Cross Translation:
FromToVia
letten op vigilar surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.