Summary
Dutch
Detailed Translations for knoop from Dutch to Spanish
knoop:
-
de knoop (lusvormige kromming; lus; kink; draai; kronkel)
Translation Matrix for knoop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
enlace | draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming | aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; akkoord; alliantie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; connectie; contact; federatie; gebondenheid; gegevensbinding; genootschap; het gebonden zijn; koppeling; liaison; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; sociëteit; soos; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verhouding |
lazo | draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming | band; boekdeel; deel; geluidsniveau; haarband; haarlint; lint; ophanglus; volume; werpkoord |
nudo corredizo | draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming |
Related Words for "knoop":
Related Definitions for "knoop":
Wiktionary Translations for knoop:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knoop | → botón | ↔ button — knob or small disc serving as a fastener |
• knoop | → nudo | ↔ knot — looping |
• knoop | → vértice; nodo | ↔ vertex — graph theory: element joined by edges to other vertices |
• knoop | → nudo | ↔ Knoten — kurz für: Verkehrsknoten, das Zusammentreffen mehrerer Verkehrsströme im Straßen- und Schienennetz sowie in der Luftfahrt, speziell in Österreich als Oberbegriff für ein Autobahnkreuz oder Autobahndreieck |
• knoop | → nudo; moño; nodo | ↔ Knoten — fest verschlungener Teil eines Fadens oder Seils |
• knoop | → nudo; lazo | ↔ nœud — À classer |
knoop form of knopen:
-
knopen (aan elkaar knopen; verbinden; bevestigen)
-
knopen (vastknopen; aan elkaar knopen; aan elkaar binden; strikken)
-
knopen (knevelen; binden; vastbinden; strikken; vastmaken)
-
knopen (samenknopen)
Conjugations for knopen:
o.t.t.
- knoop
- knoopt
- knoopt
- knopen
- knopen
- knopen
o.v.t.
- knoopte
- knoopte
- knoopte
- knoopten
- knoopten
- knoopten
v.t.t.
- heb geknoopt
- hebt geknoopt
- heeft geknoopt
- hebben geknoopt
- hebben geknoopt
- hebben geknoopt
v.v.t.
- had geknoopt
- had geknoopt
- had geknoopt
- hadden geknoopt
- hadden geknoopt
- hadden geknoopt
o.t.t.t.
- zal knopen
- zult knopen
- zal knopen
- zullen knopen
- zullen knopen
- zullen knopen
o.v.t.t.
- zou knopen
- zou knopen
- zou knopen
- zouden knopen
- zouden knopen
- zouden knopen
en verder
- ben geknoopt
- bent geknooopt
- is geknoopt
- zijn geknoopt
- zijn geknoopt
- zijn geknoopt
diversen
- knoop!
- knoopt!
- geknoopt
- knopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for knopen:
Related Words for "knopen":
Wiktionary Translations for knopen:
knopen
Cross Translation:
verb
-
een vastzittende lus in een koord, draad of touw maken
- knopen → anudar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knopen | → anudar | ↔ knot — form into a knot; tie with knot(s) |
• knopen | → atar; ligar; amarrar | ↔ tie — to attach or fasten with string |
• knopen | → anudar | ↔ verknoten — (transitiv) durch einen Knoten verbinden, anbinden |
• knopen | → anudar; ligar; atar | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |