Dutch
Detailed Translations for onderuithalen from Dutch to Spanish
onderuithalen:
onderuithalen verbe (haal onderuit, haalt onderuit, haalde onderuit, haalden onderuit, onderuit gehaald)
-
onderuithalen (tekkelen)
abordar; emprender; tratar; echar una zancadilla-
abordar verbe
-
emprender verbe
-
tratar verbe
-
echar una zancadilla verbe
-
-
onderuithalen (neerslaan; omslaan; vloeren)
tumbar; doblar; derribar; tumbar de un golpe; derribar de un golpe-
tumbar verbe
-
doblar verbe
-
derribar verbe
-
tumbar de un golpe verbe
-
derribar de un golpe verbe
-
Conjugations for onderuithalen:
o.t.t.
- haal onderuit
- haalt onderuit
- haalt onderuit
- halen onderuit
- halen onderuit
- halen onderuit
o.v.t.
- haalde onderuit
- haalde onderuit
- haalde onderuit
- haalden onderuit
- haalden onderuit
- haalden onderuit
v.t.t.
- heb onderuit gehaald
- hebt onderuit gehaald
- heeft onderuit gehaald
- hebben onderuit gehaald
- hebben onderuit gehaald
- hebben onderuit gehaald
v.v.t.
- had onderuit gehaald
- had onderuit gehaald
- had onderuit gehaald
- hadden onderuit gehaald
- hadden onderuit gehaald
- hadden onderuit gehaald
o.t.t.t.
- zal onderuithalen
- zult onderuithalen
- zal onderuithalen
- zullen onderuithalen
- zullen onderuithalen
- zullen onderuithalen
o.v.t.t.
- zou onderuithalen
- zou onderuithalen
- zou onderuithalen
- zouden onderuithalen
- zouden onderuithalen
- zouden onderuithalen
en verder
- ben onderuit gehaald
- bent onderuit gehaald
- is onderuit gehaald
- zijn onderuit gehaald
- zijn onderuit gehaald
- zijn onderuit gehaald
diversen
- haal onderuit!
- haalt onderuit!
- onderuit gehaald
- onderuit halend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
onderuithalen
Translation Matrix for onderuithalen:
Wiktionary Translations for onderuithalen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderuithalen | → refutar; desafiar | ↔ upend — to destroy, invalidate |
onderuit halen:
-
onderuit halen (neerleggen)
ubicar; tender; jugar; pagar; encajar; colocar; situar; hacer; poner; invertir; mover; tumbar; reducir; componer; derribar; destinar; publicar; colocarse; engarzar; hacer arreglos musicales; depositar sobre-
ubicar verbe
-
tender verbe
-
jugar verbe
-
pagar verbe
-
encajar verbe
-
colocar verbe
-
situar verbe
-
hacer verbe
-
poner verbe
-
invertir verbe
-
mover verbe
-
tumbar verbe
-
reducir verbe
-
componer verbe
-
derribar verbe
-
destinar verbe
-
publicar verbe
-
colocarse verbe
-
engarzar verbe
-
hacer arreglos musicales verbe
-
depositar sobre verbe
-