Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. samentellen:
  2. samenstel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for samenstellen from Dutch to Spanish

samenstellen:


Translation Matrix for samenstellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
- bij elkaar voegen

Related Words for "samenstellen":


Wiktionary Translations for samenstellen:

samenstellen
verb
  1. meerdere uitgekozen zaken tot een geheel maken

Cross Translation:
FromToVia
samenstellen compilar compile — assemble from a collection
samenstellen juntar; ensamblar assemblermettre ensemble.
samenstellen componer; escribir composerformer un tout de l’assemblage de plusieurs parties, parler des choses physiques et des choses morales.
samenstellen juntar; ayuntar; reunirse joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.

samenstellen form of samentellen:

samentellen verbe (stel samen, stelt samen, stelde samen, stelden samen, samengesteld)

  1. samentellen

Conjugations for samentellen:

o.t.t.
  1. stel samen
  2. stelt samen
  3. stelt samen
  4. stellen samen
  5. stellen samen
  6. stellen samen
o.v.t.
  1. stelde samen
  2. stelde samen
  3. stelde samen
  4. stelden samen
  5. stelden samen
  6. stelden samen
v.t.t.
  1. heb samengesteld
  2. hebt samengesteld
  3. heeft samengesteld
  4. hebben samengesteld
  5. hebben samengesteld
  6. hebben samengesteld
v.v.t.
  1. had samengesteld
  2. had samengesteld
  3. had samengesteld
  4. hadden samengesteld
  5. hadden samengesteld
  6. hadden samengesteld
o.t.t.t.
  1. zal samentellen
  2. zult samentellen
  3. zal samentellen
  4. zullen samentellen
  5. zullen samentellen
  6. zullen samentellen
o.v.t.t.
  1. zou samentellen
  2. zou samentellen
  3. zou samentellen
  4. zouden samentellen
  5. zouden samentellen
  6. zouden samentellen
en verder
  1. ben samengesteld
  2. bent samengesteld
  3. is samengesteld
  4. zijn samengesteld
  5. zijn samengesteld
  6. zijn samengesteld
diversen
  1. stel samen!
  2. stelt samen!
  3. samengesteld
  4. samenstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samentellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sumar una cosa a otra samentellen

samenstel: