Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. doorprikken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doorprikken from Dutch to Spanish

doorprikken:

doorprikken verbe (prik door, prikt door, prikte door, prikten door, doorgeprikt)

  1. doorprikken (openprikken)

Conjugations for doorprikken:

o.t.t.
  1. prik door
  2. prikt door
  3. prikt door
  4. prikken door
  5. prikken door
  6. prikken door
o.v.t.
  1. prikte door
  2. prikte door
  3. prikte door
  4. prikten door
  5. prikten door
  6. prikten door
v.t.t.
  1. heb doorgeprikt
  2. hebt doorgeprikt
  3. heeft doorgeprikt
  4. hebben doorgeprikt
  5. hebben doorgeprikt
  6. hebben doorgeprikt
v.v.t.
  1. had doorgeprikt
  2. had doorgeprikt
  3. had doorgeprikt
  4. hadden doorgeprikt
  5. hadden doorgeprikt
  6. hadden doorgeprikt
o.t.t.t.
  1. zal doorprikken
  2. zult doorprikken
  3. zal doorprikken
  4. zullen doorprikken
  5. zullen doorprikken
  6. zullen doorprikken
o.v.t.t.
  1. zou doorprikken
  2. zou doorprikken
  3. zou doorprikken
  4. zouden doorprikken
  5. zouden doorprikken
  6. zouden doorprikken
en verder
  1. is doorgeprikt
  2. zijn doorgeprikt
diversen
  1. prik door!
  2. prikt door!
  3. doorgeprikt
  4. doorprikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorprikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pinchar doorprikken; openprikken aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afsnijden; dichtbijten; doorboren; gaatjes maken in; happen; opensteken; ophitsen; perforeren; priemen; prikken in; provoceren; snijden; toebijten; toehappen; toesnauwen; uitdagen; uitlokken
taladrar doorprikken; openprikken doorponsen; opensteken; pinnen; ponsen; spelden; stansen; uitboren

Wiktionary Translations for doorprikken:


Cross Translation:
FromToVia
doorprikken desacreditar; hacer añicos; ridiculizar; desbaratar; desprestigiar; destrozar; despedazar; hacer trizas debunk — to discredit or expose the falsehood of something