Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. innoveren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for innoveren from Dutch to Spanish

innoveren:

innoveren verbe (innoveer, innoveert, innoveerde, innoveerden, geïnnoveerd)

  1. innoveren

Conjugations for innoveren:

o.t.t.
  1. innoveer
  2. innoveert
  3. innoveert
  4. innoveren
  5. innoveren
  6. innoveren
o.v.t.
  1. innoveerde
  2. innoveerde
  3. innoveerde
  4. innoveerden
  5. innoveerden
  6. innoveerden
v.t.t.
  1. heb geïnnoveerd
  2. hebt geïnnoveerd
  3. heeft geïnnoveerd
  4. hebben geïnnoveerd
  5. hebben geïnnoveerd
  6. hebben geïnnoveerd
v.v.t.
  1. had geïnnoveerd
  2. had geïnnoveerd
  3. had geïnnoveerd
  4. hadden geïnnoveerd
  5. hadden geïnnoveerd
  6. hadden geïnnoveerd
o.t.t.t.
  1. zal innoveren
  2. zult innoveren
  3. zal innoveren
  4. zullen innoveren
  5. zullen innoveren
  6. zullen innoveren
o.v.t.t.
  1. zou innoveren
  2. zou innoveren
  3. zou innoveren
  4. zouden innoveren
  5. zouden innoveren
  6. zouden innoveren
en verder
  1. is geïnnoveerd
diversen
  1. innoveer!
  2. innoveert!
  3. geïnnoveerd
  4. innoverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for innoveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
innovar innoveren hernieuwen; herstellen; nieuw leven inblazen; opnieuw doen; overdoen; renoveren; restaureren; verbeteren; vernieuwen
modernizar innoveren hernieuwen; herstellen; moderniseren; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw doen; overdoen; renoveren; restaureren; verbeteren; vernieuwen
- vernieuwen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
modernizar eigentijds; hedendaags; modern

Synonyms for "innoveren":


Related Definitions for "innoveren":

  1. nieuwe produkten, technieken etc. gaan gebruiken1
    • dit bedrijf innoveerde de laatste jaren sterk1

Wiktionary Translations for innoveren:

innoveren
verb
  1. iets nieuws bedenken of maken