Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- overheersen:
-
Wiktionary:
- overheersen → predominar, prevalecer
- overheersen → dominar, aventajar, superar
Dutch
Detailed Translations for overheersen from Dutch to Spanish
overheersen:
-
overheersen (machtiger zijn; beheersen; onderwerpen; heersen over)
-
overheersen (gezaghebben; regeren; heersen; macht uitoefenen)
imperar; dominar; reinar; prevalecer; ejercer el poder; predominar-
imperar verbe
-
dominar verbe
-
reinar verbe
-
prevalecer verbe
-
ejercer el poder verbe
-
predominar verbe
-
-
overheersen (domineren; de overhand hebben)
Conjugations for overheersen:
o.t.t.
- overheers
- overheerst
- overheerst
- overheersen
- overheersen
- overheersen
o.v.t.
- overheerste
- overheerste
- overheerste
- overheersten
- overheersten
- overheersten
v.t.t.
- heb overheerst
- hebt overheerst
- heeft overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
v.v.t.
- had overheerst
- had overheerst
- had overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
o.t.t.t.
- zal overheersen
- zult overheersen
- zal overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
o.v.t.t.
- zou overheersen
- zou overheersen
- zou overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
en verder
- ben overheerst
- bent overheerst
- is overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
diversen
- overheers!
- overheerst!
- overheerst
- overheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overheersen:
Related Definitions for "overheersen":
Wiktionary Translations for overheersen:
overheersen
Cross Translation:
verb
-
de macht uitoefenen over een ander volk
- overheersen → predominar; prevalecer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overheersen | → dominar; aventajar; superar | ↔ dominer — commander souverainement, avoir une puissance absolue. |