Summary
Dutch
Detailed Translations for verleiden from Dutch to Spanish
verleiden:
-
verleiden (aanlokken; lokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken)
-
verleiden (gunst winnen)
Conjugations for verleiden:
o.t.t.
- verleid
- verleidt
- verleidt
- verleiden
- verleiden
- verleiden
o.v.t.
- verleidde
- verleidde
- verleidde
- verleidden
- verleidden
- verleidden
v.t.t.
- heb verleid
- hebt verleid
- heeft verleid
- hebben verleid
- hebben verleid
- hebben verleid
v.v.t.
- had verleid
- had verleid
- had verleid
- hadden verleid
- hadden verleid
- hadden verleid
o.t.t.t.
- zal verleiden
- zult verleiden
- zal verleiden
- zullen verleiden
- zullen verleiden
- zullen verleiden
o.v.t.t.
- zou verleiden
- zou verleiden
- zou verleiden
- zouden verleiden
- zouden verleiden
- zouden verleiden
diversen
- verleid!
- verleidt!
- verleid
- verleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verleiden (lokken)
Translation Matrix for verleiden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
anudar | aanknopen; knopen | |
atraer | lokken; verleiden | |
seducir | lokken; verleiden | |
tentar | lokken; verleiden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
anudar | aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | aan elkaar binden; aan elkaar knopen; dichtbinden; knopen; strikken; toebinden; vastknopen |
atraer | aantrekken; bijtrekken; dichtbijlokken; erbij trekken; lokken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; rukken; sleuren; tevoorschijn lokken; trekken | |
encantar | gunst winnen; verleiden | beheksen; bekoren; betoveren; bevallen |
seducir | gunst winnen; verleiden | dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken |
tentar | aanlokken; gunst winnen; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken | aftasten; afvoelen; beproeven; in verzoeking brengen; proberen; uitproberen |
Other | Related Translations | Other Translations |
encantar | verrukken |