Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. creëren:
  2. Wiktionary:
Spanish to Dutch:   more detail...
  1. creer en:


Dutch

Detailed Translations for creëren from Dutch to Spanish

creëren:

creëren [znw.] nom

  1. creëren (maken; scheppen)
    la elaboración; la fabricación

Translation Matrix for creëren:

NounRelated TranslationsOther Translations
elaboración creëren; maken; scheppen aanmaak; aanmaken; bewerking; constructie; creatie; educatie; fabricage; fabricatie; fabriceren; herdruk; maak; maaksel; maken; merk; onderwerp; onderwijs; produceren; productie; schepping; scholing; subject; thema; thema van een boek; vervaardigen; vervaardiging; verwerking; werken; werking
fabricación creëren; maken; scheppen aanmaak; aanmaken; constructie; creatie; fabricage; fabricatie; fabriceren; kunstwerk; maak; maaksel; makelij; maken; meesterwerk; merk; produceren; productie; schepping; vervaardigen; vervaardiging; werk

Wiktionary Translations for creëren:

creëren
verb
  1. iets nieuws maken, iets scheppen

Cross Translation:
FromToVia
creëren crear; generar create — to put into existence
creëren crear créertirer quelque chose du néant, faire de rien quelque chose.



Spanish

Detailed Translations for creëren from Spanish to Dutch

creer en:

creer en verbe

  1. creer en (creer; suponer; presumir; considerar; asumir)
    geloven; aannemen
    • geloven verbe (geloof, gelooft, geloofde, geloofden, geloofd)
    • aannemen verbe (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)

Conjugations for creer en:

presente
  1. creo en
  2. crees en
  3. cree en
  4. creemos en
  5. creéis en
  6. creen en
imperfecto
  1. creía en
  2. creías en
  3. creía en
  4. creíamos en
  5. creíais en
  6. creían en
indefinido
  1. creí en
  2. creíste en
  3. creyó en
  4. creímos en
  5. creísteis en
  6. creyeron en
fut. de ind.
  1. creeré en
  2. creerás en
  3. creerá en
  4. creeremos en
  5. creeréis en
  6. creerán en
condic.
  1. creería en
  2. creerías en
  3. creería en
  4. creeríamos en
  5. creeríais en
  6. creerían en
pres. de subj.
  1. que crea en
  2. que creas en
  3. que crea en
  4. que creamos en
  5. que creáis en
  6. que crean en
imp. de subj.
  1. que creyera en
  2. que creyeras en
  3. que creyera en
  4. que creyéramos en
  5. que creyerais en
  6. que creyeran en
miscelánea
  1. ¡cree! en
  2. ¡creed! en
  3. ¡no creas! en
  4. ¡no creáis! en
  5. creído en
  6. creyendo en
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for creer en:

NounRelated TranslationsOther Translations
aannemen adoptir; presunción; suposición
VerbRelated TranslationsOther Translations
aannemen asumir; considerar; creer; creer en; presumir; suponer aceptar; aceptar relagar; acotar; adoptar; asumir; emplear; presumir; recibir; reclutar; suponer; tomar posesión de
geloven asumir; considerar; creer; creer en; presumir; suponer