Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. omkopen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omkopen from Dutch to Spanish

omkopen:

omkopen verbe (koop om, koopt om, kocht om, kochten om, omgekocht)

  1. omkopen (corrumperen)

Conjugations for omkopen:

o.t.t.
  1. koop om
  2. koopt om
  3. koopt om
  4. kopen om
  5. kopen om
  6. kopen om
o.v.t.
  1. kocht om
  2. kocht om
  3. kocht om
  4. kochten om
  5. kochten om
  6. kochten om
v.t.t.
  1. heb omgekocht
  2. hebt omgekocht
  3. heeft omgekocht
  4. hebben omgekocht
  5. hebben omgekocht
  6. hebben omgekocht
v.v.t.
  1. had omgekocht
  2. had omgekocht
  3. had omgekocht
  4. hadden omgekocht
  5. hadden omgekocht
  6. hadden omgekocht
o.t.t.t.
  1. zal omkopen
  2. zult omkopen
  3. zal omkopen
  4. zullen omkopen
  5. zullen omkopen
  6. zullen omkopen
o.v.t.t.
  1. zou omkopen
  2. zou omkopen
  3. zou omkopen
  4. zouden omkopen
  5. zouden omkopen
  6. zouden omkopen
en verder
  1. ben omgekocht
  2. bent omgekocht
  3. is omgekocht
  4. zijn omgekocht
  5. zijn omgekocht
  6. zijn omgekocht
diversen
  1. koop om!
  2. koopt om!
  3. omgekocht
  4. omkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omkopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
cohechar corrumperen; omkopen
corromper corrumperen; omkopen bederven; corrumperen; in de war sturen; nekken; ruïneren; verderven; vertroetelen; verwennen; verzieken
sobornar corrumperen; omkopen

Related Definitions for "omkopen":

  1. geld of cadeaus geven op voorwaarde dat hij iets voor je doet1
    • hij heeft de politieagent omgekocht1

Wiktionary Translations for omkopen:

omkopen
verb
  1. (iemand ~) met behulp van geschenken, geld e.d. overhalen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzakent

Cross Translation:
FromToVia
omkopen sobornar; cohechar bribe — to give a bribe
omkopen sobornar bestechen — eine Gabe an eine Amtsperson überlassen, um diese zur Verletzung ihrer Amtspflicht zu bewegen
omkopen sobornar; corromper corrompregâter, altérer, changer en mal.
omkopen untar graisserenduire de graisse, lubrifier, oindre avec un corps gras.
omkopen sobornar soudoyer — (vieilli) entretenir des gens de guerre, leur payer une solde.
omkopen sobornar subornerséduire, porter à faire une mauvaise action, une action contre le devoir.