Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. achtervolgen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for achtervolgen from Dutch to Spanish

achtervolgen:

achtervolgen verbe (achtervolg, achtervolgt, achtervolgde, achtervolgden, achtervolgd)

  1. achtervolgen (achternazitten; volgen; nazitten)

Conjugations for achtervolgen:

o.t.t.
  1. achtervolg
  2. achtervolgt
  3. achtervolgt
  4. achtervolgen
  5. achtervolgen
  6. achtervolgen
o.v.t.
  1. achtervolgde
  2. achtervolgde
  3. achtervolgde
  4. achtervolgden
  5. achtervolgden
  6. achtervolgden
v.t.t.
  1. heb achtervolgd
  2. hebt achtervolgd
  3. heeft achtervolgd
  4. hebben achtervolgd
  5. hebben achtervolgd
  6. hebben achtervolgd
v.v.t.
  1. had achtervolgd
  2. had achtervolgd
  3. had achtervolgd
  4. hadden achtervolgd
  5. hadden achtervolgd
  6. hadden achtervolgd
o.t.t.t.
  1. zal achtervolgen
  2. zult achtervolgen
  3. zal achtervolgen
  4. zullen achtervolgen
  5. zullen achtervolgen
  6. zullen achtervolgen
o.v.t.t.
  1. zou achtervolgen
  2. zou achtervolgen
  3. zou achtervolgen
  4. zouden achtervolgen
  5. zouden achtervolgen
  6. zouden achtervolgen
diversen
  1. achtervolg!
  2. achtervolgt!
  3. achtervolgd
  4. achtervolgende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for achtervolgen:

NounRelated TranslationsOther Translations
perseguir achtervolgen; volgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
perseguir achternazitten; achtervolgen; nazitten; volgen berechten; erdoor jagen; gerechtelijk vervolgen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; najagen; nastreven; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stressen; trachten te verkrijgen; vervolgen; vliegen; zich haasten; zich spoeden

Wiktionary Translations for achtervolgen:

achtervolgen
verb
  1. iemand inhalen

Cross Translation:
FromToVia
achtervolgen perseguir chase — to pursue, to follow at speed
achtervolgen perseguir pursue — to follow urgently
achtervolgen perseguir; acosar; acuciar; arrear; impeler poursuivresuivre quelqu’un avec application, avec ardeur, courir après quelqu’un dans le dessein de l’atteindre, de le prendre.