Dutch
Detailed Translations for afdoen from Dutch to Spanish
afdoen:
-
afdoen (twist uit de weg ruimen; afhandelen; beslechten)
-
afdoen (in orde maken; klaren; regelen)
arreglar; solucionar; terminar; finalizar; tener acabado; tener listo-
arreglar verbe
-
solucionar verbe
-
terminar verbe
-
finalizar verbe
-
tener acabado verbe
-
tener listo verbe
-
Conjugations for afdoen:
o.t.t.
- doe af
- doet af
- doet af
- doen af
- doen af
- doen af
o.v.t.
- deed af
- deed af
- deed af
- deden af
- deden af
- deden af
v.t.t.
- heb afgedaan
- hebt afgedaan
- heeft afgedaan
- hebben afgedaan
- hebben afgedaan
- hebben afgedaan
v.v.t.
- had afgedaan
- had afgedaan
- had afgedaan
- hadden afgedaan
- hadden afgedaan
- hadden afgedaan
o.t.t.t.
- zal afdoen
- zult afdoen
- zal afdoen
- zullen afdoen
- zullen afdoen
- zullen afdoen
o.v.t.t.
- zou afdoen
- zou afdoen
- zou afdoen
- zouden afdoen
- zouden afdoen
- zouden afdoen
diversen
- doe af!
- doet af!
- afgedaan
- afdoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afdoen:
Wiktionary Translations for afdoen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afdoen | → remover; quitar | ↔ enlever — Déplacer vers le haut. |
• afdoen | → perentorio | ↔ péremptoire — procédure|fr Qui consiste dans la seule allégation de la péremption. |