Dutch
Detailed Translations for afketsen from Dutch to Spanish
afketsen:
-
afketsen (ricocheren; terugkaatsen; afstuiten)
-
afketsen (ricocheren)
negar; suspender; descartar; denegar; rebotar; rebatir; hacer volver; no aprobar; no aceptar-
negar verbe
-
suspender verbe
-
descartar verbe
-
denegar verbe
-
rebotar verbe
-
rebatir verbe
-
hacer volver verbe
-
no aprobar verbe
-
no aceptar verbe
-
-
afketsen (wegstemmen; verwerpen; afwijzen; verweren; afstemmen; terugwijzen)
descartar; formar; encaminarse; hacer volver; suspender; desestimar; no aprobar; no funcionar; no aceptar; rechazar por votación-
descartar verbe
-
formar verbe
-
encaminarse verbe
-
hacer volver verbe
-
suspender verbe
-
desestimar verbe
-
no aprobar verbe
-
no funcionar verbe
-
no aceptar verbe
-
rechazar por votación verbe
-
Conjugations for afketsen:
o.t.t.
- kets af
- ketst af
- ketst af
- ketsen af
- ketsen af
- ketsen af
o.v.t.
- ketste af
- ketste af
- ketste af
- ketsten af
- ketsten af
- ketsten af
v.t.t.
- heb afgeketst
- hebt afgeketst
- heeft afgeketst
- hebben afgeketst
- hebben afgeketst
- hebben afgeketst
v.v.t.
- had afgeketst
- had afgeketst
- had afgeketst
- hadden afgeketst
- hadden afgeketst
- hadden afgeketst
o.t.t.t.
- zal afketsen
- zult afketsen
- zal afketsen
- zullen afketsen
- zullen afketsen
- zullen afketsen
o.v.t.t.
- zou afketsen
- zou afketsen
- zou afketsen
- zouden afketsen
- zouden afketsen
- zouden afketsen
diversen
- kets af!
- ketst af!
- afgeketst
- afketsende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze