Home
Dictionaries
Word Fun
About
Feedback
In Nederlands
Home
->
Dictionaries
->
Dutch/Spanish
->Translate afkoppeling
Translate
afkoppeling
from Dutch to Spanish
Search
Remove Ads
Summary
Dutch to Spanish:
more detail...
afkoppeling:
separar
;
desvincular
;
desenganchar
;
desacoplar
Dutch
Detailed Translations for
afkoppeling
from Dutch to Spanish
afkoppeling:
afkoppeling
[
znw.
]
nom
afkoppeling
(
ontkoppeling
;
afhaken
)
el
separar
;
el
desvincular
;
el
desenganchar
;
el
desacoplar
separar
[
el ~
]
nom
desvincular
[
el ~
]
nom
desenganchar
[
el ~
]
nom
desacoplar
[
el ~
]
nom
Translation Matrix for afkoppeling:
Noun
Related Translations
Other Translations
desacoplar
afhaken
;
afkoppeling
;
ontkoppeling
loskoppelen
desenganchar
afhaken
;
afkoppeling
;
ontkoppeling
afkoppelen
desvincular
afhaken
;
afkoppeling
;
ontkoppeling
separar
afhaken
;
afkoppeling
;
ontkoppeling
uiteengaan
;
uitnemen
Verb
Related Translations
Other Translations
desacoplar
afkoppelen
;
debrayeren
;
loskoppelen
;
ontkoppelen
desenganchar
afhaken
;
afkoppelen
;
afvallen
;
afzeggen
;
afzien van
;
eruitstappen
;
loshaken
;
loskrijgen
;
losmaken
;
lostornen
;
opgeven
;
ophouden
;
scheiden
;
splitsen
;
stoppen
;
te niet doen
;
tornen
;
uit elkaar halen
;
uiteenhalen
;
uithalen
;
uittrekken
desvincular
afhaken
;
afkoppelen
;
afscheiden
;
afsplitsen
;
afvallen
;
afzeggen
;
afzien van
;
afzonderen
;
eruitstappen
;
loskrijgen
;
losmaken
;
lostornen
;
ontkoppelen
;
opgeven
;
ophouden
;
scheiden
;
separeren
;
splitsen
;
stoppen
;
tornen
;
uit elkaar halen
;
uiteenhalen
;
uithalen
;
uittrekken
separar
afbreken
;
afhalen
;
afkoppelen
;
afnemen
;
afrukken
;
afscheiden
;
afscheuren
;
afsplijten
;
afsplitsen
;
afzonderen
;
apart zetten
;
beëindigen
;
debrayeren
;
delen
;
extraheren
;
forceren
;
hamsteren
;
isoleren
;
loskoppelen
;
loskrijgen
;
losmaken
;
losrukken
;
losscheuren
;
lostornen
;
lostrekken
;
meenemen
;
ontbinden
;
ontkoppelen
;
ontzetten
;
opdelen
;
ophalen
;
opheffen
;
oppotten
;
opsplitsen
;
opzij leggen
;
potten
;
scheiden
;
separeren
;
splitsen
;
stukmaken
;
tornen
;
uit de macht ontzetten
;
uit elkaar gaan
;
uit elkaar halen
;
uiteengaan
;
uiteenhalen
;
uithalen
;
uitsplitsen
;
uittrekken
;
verbreken
;
verbrijzelen
;
weghalen
;
wegnemen
;
zich splitsen
External Machine Translations:
Remove Ads
Remove Ads