Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- aftrekken:
- aftrek:
-
Wiktionary:
- aftrekken → sustraer, substraer, descontar, quitar, arrancar, descargar, deducir, masturbarse, hacer una infusión, infundir, infusionar, retirarse
- aftrekken → substraer, resta, masturbar, cascar, pajear, paja, pelar, chaquetear, puñeta, fallecer, sustraer, arrebatar, amputar, cercenar, truncar, restar, quitar, deducir, descontar, arrancar, atrincherar
- aftrek → deducción
- aftrek → abatimiento, ahilo, melancolía, deducción, apatía
Dutch
Detailed Translations for aftrekken from Dutch to Spanish
aftrekken:
-
aftrekken (getallen van elkaar aftrekken)
-
aftrekken (in mindering brengen; verrekenen; inhouden; afhouden)
-
aftrekken (zich aftrekken)
-
aftrekken (van het lijf trekken)
Conjugations for aftrekken:
o.t.t.
- trek af
- trekt af
- trekt af
- trekken af
- trekken af
- trekken af
o.v.t.
- trok af
- trok af
- trok af
- trokken af
- trokken af
- trokken af
v.t.t.
- heb afgetrokken
- hebt afgetrokken
- heeft afgetrokken
- hebben afgetrokken
- hebben afgetrokken
- hebben afgetrokken
v.v.t.
- had afgetrokken
- had afgetrokken
- had afgetrokken
- hadden afgetrokken
- hadden afgetrokken
- hadden afgetrokken
o.t.t.t.
- zal aftrekken
- zult aftrekken
- zal aftrekken
- zullen aftrekken
- zullen aftrekken
- zullen aftrekken
o.v.t.t.
- zou aftrekken
- zou aftrekken
- zou aftrekken
- zouden aftrekken
- zouden aftrekken
- zouden aftrekken
diversen
- trek af!
- trekt af!
- afgetrokken
- aftrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aftrekken (distilleren)
la destilación
Translation Matrix for aftrekken:
Related Words for "aftrekken":
Wiktionary Translations for aftrekken:
aftrekken
Cross Translation:
verb
-
rekenkundige bewerking waarbij een getal met een getal verminderd wordt
-
verwijderen door te trekken
-
afschieten
- aftrekken → descargar
-
korten
- aftrekken → deducir
-
zich aftrekken
- aftrekken → masturbarse
-
aftreksel maken
- aftrekken → hacer una infusión; infundir; infusionar
-
zich verwijderen, weggaan
- aftrekken → retirarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aftrekken | → substraer | ↔ subtract — to remove or reduce |
• aftrekken | → resta | ↔ subtraction — process |
• aftrekken | → masturbar; cascar; pajear; paja; pelar; chaquetear; puñeta | ↔ wank — intransitive: to masturbate |
• aftrekken | → masturbar; pajear; cascar; paja; pelar; chaquetear; puñeta | ↔ wank — transitive: to masturbate |
• aftrekken | → fallecer | ↔ décéder — admin|fr mourir, parler des personnes. |
• aftrekken | → sustraer; arrebatar; amputar; cercenar; truncar; restar; quitar; deducir; descontar; arrancar; atrincherar | ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier |
• aftrekken | → sustraer; restar | ↔ soustraire — retirer, dérober. |
aftrekken form of aftrek:
-
de aftrek (deductie; vermindering; aftrekking)
Translation Matrix for aftrek:
Noun | Related Translations | Other Translations |
deducción | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | afleiden; deduceren; deflatie; korting; prijsdaling; prijsverlaging; reductie |
disminución | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | afname; afname voorraad; afzwakking; daling; degradatie; korting; krimp; krimping; minder worden; prijsverlaging; reductie; slinking; teruggang; terugloop; terugzetting; val; verkleining; verlaging; vermindering |
Related Words for "aftrek":
Wiktionary Translations for aftrek:
aftrek
Cross Translation:
noun
-
te controleren vertalingen
- aftrek → deducción
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aftrek | → abatimiento; ahilo; melancolía; deducción; apatía | ↔ abattement — diminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques. |
• aftrek | → deducción | ↔ déduction — Action de soustraire une somme d'une autre. |