Dutch
Detailed Translations for beding from Dutch to Spanish
beding:
-
het beding (clausule; artikel)
-
het beding (voorwaarde)
-
het beding (voorwaarde; conditie; criterium; kriterium; beperking; bepaling; eis)
la condición; el requisito; el criterio; la cláusula; la restricción; la estipulación; el estado; el cuadro; la forma física; la acción judicial
Translation Matrix for beding:
bedingen:
-
bedingen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; fixen; lappen)
Conjugations for bedingen:
o.t.t.
- beding
- bedingt
- bedingt
- bedingen
- bedingen
- bedingen
o.v.t.
- bedong
- bedong
- bedong
- bedongen
- bedongen
- bedongen
v.t.t.
- heb bedongen
- hebt bedongen
- heeft bedongen
- hebben bedongen
- hebben bedongen
- hebben bedongen
v.v.t.
- had bedongen
- had bedongen
- had bedongen
- hadden bedongen
- hadden bedongen
- hadden bedongen
o.t.t.t.
- zal bedingen
- zult bedingen
- zal bedingen
- zullen bedingen
- zullen bedingen
- zullen bedingen
o.v.t.t.
- zou bedingen
- zou bedingen
- zou bedingen
- zouden bedingen
- zouden bedingen
- zouden bedingen
diversen
- beding!
- bedingt!
- bedongen
- bedingende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze