Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. beheerst:
  2. beheersen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beheerst from Dutch to Spanish

beheerst:

beheerst adj

  1. beheerst

Translation Matrix for beheerst:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
controlado beheerst evenwichtig; in evenwicht
equilibrado beheerst effen; egaal; evenwichtig; gelijk; geslepen; glad; in evenwicht; plat; sluitend; strak; van één kleur; vlak; vlakuit

Related Words for "beheerst":

  • beheerstheid

Wiktionary Translations for beheerst:

beheerst
adjective
  1. zonder uitspatten

beheerst form of beheersen:

beheersen verbe (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)

  1. beheersen (bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen)
  2. beheersen (beteugelen; intomen)
  3. beheersen (machtiger zijn; overheersen; onderwerpen; heersen over)
  4. beheersen (rustig blijven; inhouden; inslikken)

Conjugations for beheersen:

o.t.t.
  1. beheers
  2. beheerst
  3. beheerst
  4. beheersen
  5. beheersen
  6. beheersen
o.v.t.
  1. beheersde
  2. beheersde
  3. beheersde
  4. beheersden
  5. beheersden
  6. beheersden
v.t.t.
  1. heb beheerst
  2. hebt beheerst
  3. heeft beheerst
  4. hebben beheerst
  5. hebben beheerst
  6. hebben beheerst
v.v.t.
  1. had beheerst
  2. had beheerst
  3. had beheerst
  4. hadden beheerst
  5. hadden beheerst
  6. hadden beheerst
o.t.t.t.
  1. zal beheersen
  2. zult beheersen
  3. zal beheersen
  4. zullen beheersen
  5. zullen beheersen
  6. zullen beheersen
o.v.t.t.
  1. zou beheersen
  2. zou beheersen
  3. zou beheersen
  4. zouden beheersen
  5. zouden beheersen
  6. zouden beheersen
diversen
  1. beheers!
  2. beheerst!
  3. beheerst
  4. beheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beheersen:

NounRelated TranslationsOther Translations
controlar controleren
subyugar knechten
VerbRelated TranslationsOther Translations
controlar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bekijken; beproeven; bewaken; bezichtigen; controleren; doorvorsen; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; keuren; leerstof beheersen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onder de knie hebben; onderzoeken; opletten; surveilleren; testen; toezicht houden; toezien
dominar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; heersen over; intomen; machtiger zijn; matigen; onderwerpen; overheersen bijsluiten; bijvoegen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; insluiten; leerstof beheersen; macht uitoefenen; omvatten; onder de knie hebben; overheersen; regeren; temmen; toevoegen; verderreiken
imperar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
mandar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen aanvoeren; afgeven; afleveren; belasten; bestellen; besturen; bevel voeren over; bevelen; bezorgen; brengen; capituleren; commanderen; de overhand hebben; decreteren; dicteren; doen toekomen; doordrijven; gebieden; gelasten; heerschappij voeren; heersen; iem. iets sturen; instructie geven; instrueren; insturen; inzenden; leiden; leiding geven; leidinggeven; majoreren; managen; ontheffen; ontslaan; opdracht geven; opdragen; opgeven; opsturen; overgeven; overhandigen; overmaken; posten; sturen; thuisbezorgen; toezenden; uitleveren; uitsturen; verordenen; verordonneren; versturen; verzenden; voorschrijven; voorzitten; wegsturen; wegzenden; zenden; zich overgeven
quedarse tranquilo beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven
refrenar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen afremmen; bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; remmen
reinar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
reprimir bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; de kop indrukken; eronder krijgen; iemand van de plaats dringen; in bedwang houden; klein krijgen; onderdrukken; verdringen
subyugar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen knechten; onder gezag brengen; onderwerpen

Antonyms for "beheersen":


Related Definitions for "beheersen":

  1. iets kunnen1
    • hij beheerst het Nederlands perfect1
  2. kalm blijven1
    • hij wilde gaan schelden, maar hij beheerste zich1

Wiktionary Translations for beheersen:

beheersen
verb
  1. meester zijn, het gezag uitoefenen

Cross Translation:
FromToVia
beheersen controlar control — to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of