Dutch
Detailed Translations for belading from Dutch to Spanish
belading:
Translation Matrix for belading:
Noun | Related Translations | Other Translations |
carga | belading; lading; last; vracht | bagage; belasting; bepakking; cargo; draaglast; geharrewar; inlading; inscheping; karrenvracht; lading; nettolading; uploaden; vracht; vrachtgoed |
cargamento | belading; lading; last; vracht | druk; financiële last; geharrewar; inladen; karrenvracht; scheepslading; verlading; vrachtgoed |
cargo | belading; lading; last; vracht | aantijging; ambacht; ambt; arbeid; beschuldiging; betrekking; bezigheid; cargo; functie; inlading; inscheping; insinuatie; inspanning; karrenvracht; lading; taak; vak; verdachtmaking; vracht; vrachtgoed; werk; werkzaamheid |
peso | belading; lading; last; vracht | aantal kilogrammen; allegaartje; balans; bascule; druk; dwang; geharrewar; gelazer; gewicht; gewichtsklasse; mengelmoes; narigheid; omhulling; pressie; samenraapsel; trammelant; vrachtgoed; waag; waaggebouw; weegschaal; zwaarte |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
peso | gewicht |