Dutch
Detailed Translations for boemel from Dutch to Spanish
boemel:
-
de boemel (boemeltrein)
el tren ómnibus
Translation Matrix for boemel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tren ómnibus | boemel; boemeltrein |
Related Words for "boemel":
boemelen:
-
boemelen (aan de zwier gaan)
ir de marcha; estar de juerga; ir de juerga-
ir de marcha verbe
-
estar de juerga verbe
-
ir de juerga verbe
-
Conjugations for boemelen:
o.t.t.
- boemel
- boemelt
- boemelt
- boemelen
- boemelen
- boemelen
o.v.t.
- boemelde
- boemelde
- boemelde
- boemelden
- boemelden
- boemelden
v.t.t.
- heb geboemeld
- hebt geboemeld
- heeft geboemeld
- hebben geboemeld
- hebben geboemeld
- hebben geboemeld
v.v.t.
- had geboemeld
- had geboemeld
- had geboemeld
- hadden geboemeld
- hadden geboemeld
- hadden geboemeld
o.t.t.t.
- zal boemelen
- zult boemelen
- zal boemelen
- zullen boemelen
- zullen boemelen
- zullen boemelen
o.v.t.t.
- zou boemelen
- zou boemelen
- zou boemelen
- zouden boemelen
- zouden boemelen
- zouden boemelen
diversen
- boemel!
- boemelt!
- geboemeld
- boemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for boemelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
estar de juerga | aan de zwier gaan; boemelen | de hort op gaan; stappen; uitgaan |
ir de juerga | aan de zwier gaan; boemelen | celebreren; feesten; feestvieren; vieren |
ir de marcha | aan de zwier gaan; boemelen |
Related Words for "boemelen":
Wiktionary Translations for boemelen:
boemelen
verb
-
zijn tijd doorbrengen met uitgaan
- boemelen → ir de juerga