Dutch
Detailed Translations for buitensluiten from Dutch to Spanish
buitensluiten:
-
buitensluiten (uitsluiten)
excluir; no admitir; negar la entrada; aislar-
excluir verbe
-
no admitir verbe
-
negar la entrada verbe
-
aislar verbe
-
Conjugations for buitensluiten:
o.t.t.
- sluit buiten
- sluit buiten
- sluit buiten
- sluiten buiten
- sluiten buiten
- sluiten buiten
o.v.t.
- sloot buiten
- sloot buiten
- sloot buiten
- sloten buiten
- sloten buiten
- sloten buiten
v.t.t.
- heb buitengesloten
- hebt buitengesloten
- heeft buitengesloten
- hebben buitengesloten
- hebben buitengesloten
- hebben buitengesloten
v.v.t.
- had buitengesloten
- had buitengesloten
- had buitengesloten
- hadden buitengesloten
- hadden buitengesloten
- hadden buitengesloten
o.t.t.t.
- zal buitensluiten
- zult buitensluiten
- zal buitensluiten
- zullen buitensluiten
- zullen buitensluiten
- zullen buitensluiten
o.v.t.t.
- zou buitensluiten
- zou buitensluiten
- zou buitensluiten
- zouden buitensluiten
- zouden buitensluiten
- zouden buitensluiten
en verder
- ben buitengesloten
- bent buitengesloten
- is buitengesloten
- zijn buitengesloten
- zijn buitengesloten
- zijn buitengesloten
diversen
- sluit buiten!
- sluit buiten!
- buitengesloten
- buitensluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for buitensluiten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
excluir | uitzonderen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aislar | buitensluiten; uitsluiten | afscheiden; afsplijten; afsplitsen; afzijdig stellen; afzonderen; apart zetten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; isoleren; limiteren; toevoegen; vereenzamen |
excluir | buitensluiten; uitsluiten | uitzonderen |
negar la entrada | buitensluiten; uitsluiten | |
no admitir | buitensluiten; uitsluiten | weghouden |