Dutch
Detailed Translations for compliceren from Dutch to Spanish
compliceren:
-
compliceren (ingewikkeld maken; moeilijk maken)
complicarse; involucrar; envolver; atrapar; enredar-
complicarse verbe
-
involucrar verbe
-
envolver verbe
-
atrapar verbe
-
enredar verbe
-
Conjugations for compliceren:
o.t.t.
- compliceer
- compliceert
- compliceert
- compliceren
- compliceren
- compliceren
o.v.t.
- compliceerde
- compliceerde
- compliceerde
- compliceerden
- compliceerden
- compliceerden
v.t.t.
- heb gecompliceerd
- hebt gecompliceerd
- heeft gecompliceerd
- hebben gecompliceerd
- hebben gecompliceerd
- hebben gecompliceerd
v.v.t.
- had gecompliceerd
- had gecompliceerd
- had gecompliceerd
- hadden gecompliceerd
- hadden gecompliceerd
- hadden gecompliceerd
o.t.t.t.
- zal compliceren
- zult compliceren
- zal compliceren
- zullen compliceren
- zullen compliceren
- zullen compliceren
o.v.t.t.
- zou compliceren
- zou compliceren
- zou compliceren
- zouden compliceren
- zouden compliceren
- zouden compliceren
en verder
- ben gecompliceerd
- bent gecompliceerd
- is gecompliceerd
- zijn gecompliceerd
- zijn gecompliceerd
- zijn gecompliceerd
diversen
- compliceer!
- compliceert!
- gecompliceerd
- complicerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for compliceren:
Wiktionary Translations for compliceren:
compliceren
Cross Translation:
verb
-
(nodeloos) ingewikkeld maken
- compliceren → complicar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• compliceren | → complicar | ↔ complicate — to combine intricately |
• compliceren | → complicar | ↔ compliquer — Rendre confus ou difficile à comprendre. |