Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. concurrerend:
  2. concurreren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for concurrerend from Dutch to Spanish

concurrerend:

concurrerend adj

  1. concurrerend

Translation Matrix for concurrerend:

NounRelated TranslationsOther Translations
competidor concurrent; mededinger; rivaal; wedijveraar
ModifierRelated TranslationsOther Translations
competidor concurrerend

concurreren:

concurreren verbe (concurreer, concurreert, concurreerde, concurreerden, geconcurreerd)

  1. concurreren (beconcurreren; wedijveren)

Conjugations for concurreren:

o.t.t.
  1. concurreer
  2. concurreert
  3. concurreert
  4. concurreren
  5. concurreren
  6. concurreren
o.v.t.
  1. concurreerde
  2. concurreerde
  3. concurreerde
  4. concurreerden
  5. concurreerden
  6. concurreerden
v.t.t.
  1. heb geconcurreerd
  2. hebt geconcurreerd
  3. heeft geconcurreerd
  4. hebben geconcurreerd
  5. hebben geconcurreerd
  6. hebben geconcurreerd
v.v.t.
  1. had geconcurreerd
  2. had geconcurreerd
  3. had geconcurreerd
  4. hadden geconcurreerd
  5. hadden geconcurreerd
  6. hadden geconcurreerd
o.t.t.t.
  1. zal concurreren
  2. zult concurreren
  3. zal concurreren
  4. zullen concurreren
  5. zullen concurreren
  6. zullen concurreren
o.v.t.t.
  1. zou concurreren
  2. zou concurreren
  3. zou concurreren
  4. zouden concurreren
  5. zouden concurreren
  6. zouden concurreren
diversen
  1. concurreer!
  2. concurreert!
  3. geconcurreerd
  4. concurrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for concurreren:

NounRelated TranslationsOther Translations
competir strijden; vechten
VerbRelated TranslationsOther Translations
competir beconcurreren; concurreren; wedijveren
hacer competencia a beconcurreren; concurreren; wedijveren

Wiktionary Translations for concurreren:

concurreren
verb
  1. (inergatief) economie|nld commercieel wedijveren

Cross Translation:
FromToVia
concurreren competir; rivalizar concourirtendre ensemble au même but, coopérer.
concurreren competir; rivalizar rivaliserdisputer de talent, de mérite, etc., avec quelqu’un, en approcher, l’égaler.