Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. conserveren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for conserveren from Dutch to Spanish

conserveren:

conserveren verbe (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)

  1. conserveren (bewaren; behouden)
  2. conserveren (inleggen)

Conjugations for conserveren:

o.t.t.
  1. conserveer
  2. conserveert
  3. conserveert
  4. conserveren
  5. conserveren
  6. conserveren
o.v.t.
  1. conserveerde
  2. conserveerde
  3. conserveerde
  4. conserveerden
  5. conserveerden
  6. conserveerden
v.t.t.
  1. heb geconserveerd
  2. hebt geconserveerd
  3. heeft geconserveerd
  4. hebben geconserveerd
  5. hebben geconserveerd
  6. hebben geconserveerd
v.v.t.
  1. had geconserveerd
  2. had geconserveerd
  3. had geconserveerd
  4. hadden geconserveerd
  5. hadden geconserveerd
  6. hadden geconserveerd
o.t.t.t.
  1. zal conserven
  2. zult conserven
  3. zal conserven
  4. zullen conserven
  5. zullen conserven
  6. zullen conserven
o.v.t.t.
  1. zou conserven
  2. zou conserven
  3. zou conserven
  4. zouden conserven
  5. zouden conserven
  6. zouden conserven
en verder
  1. is geconserveerd
  2. zijn geconserveerd
diversen
  1. conserveer!
  2. conserveert!
  3. geconserveerd
  4. conserverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for conserveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
conservar behouden; bewaren; conserveren; inleggen; instandhouden behoeden; behouden; beschermen; bewaren; in blik conserveren; in stand houden; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; invoegen; inzouten; onderhouden; opzouten; tussenleggen; verduurzamen; zouten
guardar behouden; bewaren; conserveren; instandhouden achterhouden; afdekken; afschermen; afschutten; afsluiten; afzonderen; apart zetten; behoeden; bergen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; bewaren; deponeren; dichtdoen; geen afstand doen van; hamsteren; hoeden; houden; in veiligheid brengen; inhouden; isoleren; niet laten gaan; opbergen; oppotten; opslaan; opzij leggen; potten; sluiten; surveilleren; thuishouden; toedoen; toekijken; toemaken; toezicht houden; toezien; toezien op; vasthouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen

Related Definitions for "conserveren":

  1. het bewerken zodat je het goed kunt bewaren1
    • deze levensmiddelen zijn goed geconserveerd1

Wiktionary Translations for conserveren:

conserveren
verb
  1. (overgankelijk) verduurzamen, tegen bederf beschermen

Cross Translation:
FromToVia
conserveren enlatar can — to preserve
conserveren enlatar tin — to place into a tin in order to preserve
conserveren conservar conservermaintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir.
conserveren mantener maintenirtenir ferme et fixe.

Related Translations for conserveren