Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Translate dichttrekken

Translate dichttrekken from Dutch to Spanish

Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. dichttrekken:

Dutch

Detailed Translations for dichttrekken from Dutch to Spanish

dichttrekken:

dichttrekken verbe (trek dicht, trekt dicht, trok dicht, trokken dicht, dichtgetrokken)

  1. dichttrekken (aantrekken)
    cerrar; correr; cerrar la puerta

Conjugations for dichttrekken:

o.t.t.
  1. trek dicht
  2. trekt dicht
  3. trekt dicht
  4. trekken dicht
  5. trekken dicht
  6. trekken dicht
o.v.t.
  1. trok dicht
  2. trok dicht
  3. trok dicht
  4. trokken dicht
  5. trokken dicht
  6. trokken dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgetrokken
  2. hebt dichtgetrokken
  3. heeft dichtgetrokken
  4. hebben dichtgetrokken
  5. hebben dichtgetrokken
  6. hebben dichtgetrokken
v.v.t.
  1. had dichtgetrokken
  2. had dichtgetrokken
  3. had dichtgetrokken
  4. hadden dichtgetrokken
  5. hadden dichtgetrokken
  6. hadden dichtgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal dichttrekken
  2. zult dichttrekken
  3. zal dichttrekken
  4. zullen dichttrekken
  5. zullen dichttrekken
  6. zullen dichttrekken
o.v.t.t.
  1. zou dichttrekken
  2. zou dichttrekken
  3. zou dichttrekken
  4. zouden dichttrekken
  5. zouden dichttrekken
  6. zouden dichttrekken
en verder
  3. is dichtgetrokken
  6. zijn dichtgetrokken
diversen
  1. trek dicht!
  2. trekt dicht!
  5. dichtgetrokken
  6. dichttrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dichttrekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
cerrar dichtdoen; dichtdraaien
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
cerrar aantrekken; dichttrekken afbakenen; afgrendelen; afpalen; afschotten; afschutten; afsluiten; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; borgen; correct zijn; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtgooien; dichtmaken; dichtslaan; dichtstoppen; dichtvallen; dichtwerpen; grendelen; kloppen; locken; omlijnen; op slot doen; op slot zetten; schutten; seponeren; sluiten; stoppen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; uitdoen; uitdraaien; vergrendelen; zich sluiten
cerrar la puerta aantrekken; dichttrekken
correr aantrekken; dichttrekken afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gaan; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sijpelen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; stappen; stromen; uitdruppelen; vlieden; vloeien; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten; zich voortbewegen

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0730 seconds
Page rendered in 1.0 seconds