Dutch

Detailed Translations for doodslaan from Dutch to Spanish

doodslaan:

Conjugations for doodslaan:

o.t.t.
  1. sla dood
  2. slaat dood
  3. slaat dood
  4. slaan dood
  5. slaan dood
  6. slaan dood
o.v.t.
  1. sloeg dood
  2. sloeg dood
  3. sloeg dood
  4. sloegen dood
  5. sloegen dood
  6. sloegen dood
v.t.t.
  1. heb doodgeslagen
  2. hebt doodgeslagen
  3. heeft doodgeslagen
  4. hebben doodgeslagen
  5. hebben doodgeslagen
  6. hebben doodgeslagen
v.v.t.
  1. had doodgeslagen
  2. had doodgeslagen
  3. had doodgeslagen
  4. hadden doodgeslagen
  5. hadden doodgeslagen
  6. hadden doodgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal doodslaan
  2. zult doodslaan
  3. zal doodslaan
  4. zullen doodslaan
  5. zullen doodslaan
  6. zullen doodslaan
o.v.t.t.
  1. zou doodslaan
  2. zou doodslaan
  3. zou doodslaan
  4. zouden doodslaan
  5. zouden doodslaan
  6. zouden doodslaan
en verder
  1. ben doodgeslagen
  2. bent doodgeslagen
  3. is doodgeslagen
  4. zijn doodgeslagen
  5. zijn doodgeslagen
  6. zijn doodgeslagen
diversen
  1. sla dood!
  2. slaat dood!
  3. doodgeslagen
  4. doodslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doodslaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
matar afknallen; doden; van kant maken
terminar afmaken; afwerken; afwikkelen; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken; zaakafwikkeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
dar muerte a afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden
efectuar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; doen; een einde maken aan; eindigen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; ophouden; stoppen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voltrekken; voor elkaar krijgen
interrumpir afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden aanroeren; aanstippen; afbreken; beëindigen; doen ophouden; even aanraken; forceren; in de rede vallen; interrumperen; onderbreken; ontbinden; opheffen; stukmaken; toucheren; verbreken; verbrijzelen; verstoren; vertoornen
liquidar a una persona afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden
matar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afknallen; afmaken; afschieten; afslachten; doden; doodschieten; executeren; fusilleren; moorden; neerhalen; neersabelen; om het leven brengen; ombrengen; slachten; smashen; ter dood brengen; terechtstellen; vermoorden
poner fin a una afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
poner término a una afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
realizar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; doen; een einde maken aan; een prestatie leveren; eindigen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; ophouden; presteren; realiseren; stoppen; tot stand brengen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; waarmaken
terminar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afdoen; afkijken; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; ermee uitscheiden; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; naar einde toewerken; opdrinken; opgebruiken; opgeven; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; regelen; spieken; staken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; uitraken; uitscheiden; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien