Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. doorbranden:


Dutch

Detailed Translations for doorbranden from Dutch to Spanish

doorbranden:

doorbranden verbe (brand door, brandt door, brandde door, brandden door, doorgebrand)

  1. doorbranden

Conjugations for doorbranden:

o.t.t.
  1. brand door
  2. brandt door
  3. brandt door
  4. branden door
  5. branden door
  6. branden door
o.v.t.
  1. brandde door
  2. brandde door
  3. brandde door
  4. brandden door
  5. brandden door
  6. brandden door
v.t.t.
  1. heb doorgebrand
  2. hebt doorgebrand
  3. heeft doorgebrand
  4. hebben doorgebrand
  5. hebben doorgebrand
  6. hebben doorgebrand
v.v.t.
  1. had doorgebrand
  2. had doorgebrand
  3. had doorgebrand
  4. hadden doorgebrand
  5. hadden doorgebrand
  6. hadden doorgebrand
o.t.t.t.
  1. zal doorbranden
  2. zult doorbranden
  3. zal doorbranden
  4. zullen doorbranden
  5. zullen doorbranden
  6. zullen doorbranden
o.v.t.t.
  1. zou doorbranden
  2. zou doorbranden
  3. zou doorbranden
  4. zouden doorbranden
  5. zouden doorbranden
  6. zouden doorbranden
en verder
  1. is doorgebrand
  2. zijn doorgebrand
diversen
  1. brand door!
  2. brandt door!
  3. doorgebrand
  4. doorbrandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorbranden:

NounRelated TranslationsOther Translations
quemarse verbranden
VerbRelated TranslationsOther Translations
quemarse doorbranden aanbranden; opbranden; uitbranden