Dutch
Detailed Translations for doorduwen from Dutch to Spanish
doorduwen:
-
doorduwen
imponer; perseverar; llevar adelante; tener constancia y tenacidad-
imponer verbe
-
perseverar verbe
-
llevar adelante verbe
-
Conjugations for doorduwen:
o.t.t.
- duw door
- duwt door
- duwt door
- duwen door
- duwen door
- duwen door
o.v.t.
- duwde door
- duwde door
- duwde door
- duwden door
- duwden door
- duwden door
v.t.t.
- heb doorgeduwd
- hebt doorgeduwd
- heeft doorgeduwd
- hebben doorgeduwd
- hebben doorgeduwd
- hebben doorgeduwd
v.v.t.
- had doorgeduwd
- had doorgeduwd
- had doorgeduwd
- hadden doorgeduwd
- hadden doorgeduwd
- hadden doorgeduwd
o.t.t.t.
- zal doorduwen
- zult doorduwen
- zal doorduwen
- zullen doorduwen
- zullen doorduwen
- zullen doorduwen
o.v.t.t.
- zou doorduwen
- zou doorduwen
- zou doorduwen
- zouden doorduwen
- zouden doorduwen
- zouden doorduwen
en verder
- is doorgeduwd
- zijn doorgeduwd
diversen
- duw door!
- duwt door!
- doorgeduwd
- doorduwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze