Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. doorwroeten:


Dutch

Detailed Translations for doorwroeten from Dutch to Spanish

doorwroeten:

doorwroeten verbe (wroet door, wroette door, wroetten door, doorgewroet)

  1. doorwroeten (wroetend onderzoeken)
    hurgar; escarbar; hozar

Conjugations for doorwroeten:

o.t.t.
  1. wroet door
  2. wroet door
  3. wroet door
  4. wroeten door
  5. wroeten door
  6. wroeten door
o.v.t.
  1. wroette door
  2. wroette door
  3. wroette door
  4. wroetten door
  5. wroetten door
  6. wroetten door
v.t.t.
  1. heb doorgewroet
  2. hebt doorgewroet
  3. heeft doorgewroet
  4. hebben doorgewroet
  5. hebben doorgewroet
  6. hebben doorgewroet
v.v.t.
  1. had doorgewroet
  2. had doorgewroet
  3. had doorgewroet
  4. hadden doorgewroet
  5. hadden doorgewroet
  6. hadden doorgewroet
o.t.t.t.
  1. zal doorwroeten
  2. zult doorwroeten
  3. zal doorwroeten
  4. zullen doorwroeten
  5. zullen doorwroeten
  6. zullen doorwroeten
o.v.t.t.
  1. zou doorwroeten
  2. zou doorwroeten
  3. zou doorwroeten
  4. zouden doorwroeten
  5. zouden doorwroeten
  6. zouden doorwroeten
diversen
  1. wroet door!
  2. wroet door!
  3. doorgewroet
  4. doorwroetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorwroeten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
escarbar doorwroeten; wroetend onderzoeken motiveren; peuteren; pulken; scharrelen van kip; snuffelen aan; woelen; wroeten; wurmen
hozar doorwroeten; wroetend onderzoeken
hurgar doorwroeten; wroetend onderzoeken aanjagen; aansporen; een por geven; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; klauteren; lospeuteren; losplukken; motiveren; opjutten; peuteren; porren; pulken; rommelen; snuffelen; snuffelen aan; stoten