Dutch

Detailed Translations for draai from Dutch to Spanish

draai:

draai [de ~ (m)] nom

  1. de draai (kromte; bocht; kromming)
    el arco; la curva; la sinuosidad
  2. de draai (lusvormige kromming; lus; knoop; kink; kronkel)
    el nudo corredizo; el enlace; el lazo
  3. de draai (omdraaiing; wending)
    la vuelta; el cambio; el giro; el vuelco
  4. de draai (kromming; bocht; ronding; kronkel)
    la curva; la vuelta; el cimbreo; el arco; la revuelta; la curvatura
  5. de draai (verdraaiing; twist; kronkel)
    la tergiversación; la distorsión; el retorcimiento; el falseamiento

Translation Matrix for draai:

NounRelated TranslationsOther Translations
arco bocht; draai; kromming; kromte; kronkel; ronding boog; handboog; kromme; strijkboog; uitbouw; welving
cambio draai; omdraaiing; wending amenderen; declineren; deviezenkoers; evolutie; geldkoers; herleidingskoers; hervorming; het verschonen; inruil; keer; keerpunt; kentering; kering; koers; koppelkoers; modificeren; mutatie; muteren; ombuiging; omkeer; omkering; ommedraai; ommekeer; ommezwaai; omruil; omruiling; omschakeling; omslag; omwisselen; omwisseling; overgang; overplaatsing; overslag; overstap; richtingsverandering; ruil; ruiling; ruiltransactie; transformatie; uitwisseling; valuta; veranderen; verandering; verbuigen; verruiling; verschoning; verwisseling; wending; wijzigen; wijziging; wissel; wisselbrief; wisseling; wisselkoers; wisseltarief
cimbreo bocht; draai; kromming; kronkel; ronding
curva bocht; draai; kromming; kromte; kronkel; ronding bochten; bolling; boog; buiging; draaiing; handboog; kromme; kromming; kurven; richtingsverandering; ronding; uitbouw; welving; wending; zwenking
curvatura bocht; draai; kromming; kronkel; ronding boog; buiging; draaiing; kromheid; kromme; kromming
distorsión draai; kronkel; twist; verdraaiing
enlace draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; akkoord; alliantie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; connectie; contact; federatie; gebondenheid; gegevensbinding; genootschap; het gebonden zijn; koppeling; liaison; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; sociëteit; soos; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verhouding
falseamiento draai; kronkel; twist; verdraaiing
giro draai; omdraaiing; wending bankgiro; frase; gezegde; gierigheid; giro; girorekening; keer; keerpunt; kering; krenterigheid; omkering; ommedraai; ommekeer; omwenteling; postgiro; revolutie; totale verandering; uitdrukking; vrekkigheid; wending; zegswijze; zin; zwenking
lazo draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming band; boekdeel; deel; geluidsniveau; haarband; haarlint; lint; ophanglus; volume; werpkoord
nudo corredizo draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming
retorcimiento draai; kronkel; twist; verdraaiing
revuelta bocht; draai; kromming; kronkel; ronding buiging; draaiing; kromming; oproer; opstand; opstootje; rebellie; rel; tegenstand; verzet; volksoproer; volksopstand; vuistgevecht; weerstand
sinuosidad bocht; draai; kromming; kromte buiging; draaiing; kromming; kronkeling
tergiversación draai; kronkel; twist; verdraaiing
vuelco draai; omdraaiing; wending zwenking
vuelta bocht; draai; kromming; kronkel; omdraaiing; ronding; wending achterkant; achterstel; achterzijde; cirkel; dagtocht; draaicirkel; excursie; inversie; keer; keerpunt; keerzijde; kering; kleingeld; kring; leuning; omkering; omkering van de woordvolgorde; ommedraai; ommekeer; omwenteling; onaangename zijde; rentree; revolutie; rondje; rondtocht; rondwandeling; rug; rugleuning; rugstuk; rugzijde; terugkomst; terugrit; terugtocht; terugweg; thuiskomst; toer; totale verandering; uitstapje; wending; wisselgeld; zwenking

Related Words for "draai":


draaien:

Conjugations for draaien:

o.t.t.
  1. draai
  2. draait
  3. draait
  4. draaien
  5. draaien
  6. draaien
o.v.t.
  1. draaide
  2. draaide
  3. draaide
  4. draaiden
  5. draaiden
  6. draaiden
v.t.t.
  1. heb gedraaid
  2. hebt gedraaid
  3. heeft gedraaid
  4. hebben gedraaid
  5. hebben gedraaid
  6. hebben gedraaid
v.v.t.
  1. had gedraaid
  2. had gedraaid
  3. had gedraaid
  4. hadden gedraaid
  5. hadden gedraaid
  6. hadden gedraaid
o.t.t.t.
  1. zal draaien
  2. zult draaien
  3. zal draaien
  4. zullen draaien
  5. zullen draaien
  6. zullen draaien
o.v.t.t.
  1. zou draaien
  2. zou draaien
  3. zou draaien
  4. zouden draaien
  5. zouden draaien
  6. zouden draaien
en verder
  1. ben gedraaid
  2. bent gedraaid
  3. is gedraaid
  4. zijn gedraaid
  5. zijn gedraaid
  6. zijn gedraaid
diversen
  1. draai!
  2. draait!
  3. gedraaid
  4. draaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

draaien [het ~] nom

  1. het draaien (zwenken)
    el girar

Translation Matrix for draaien:

NounRelated TranslationsOther Translations
apartar afdraaien; afwenden; afzwenken; opzij leggen; wegdraaien
dar vueltas a prakkizeren
girar draaien; zwenken
regresar rentrees; terugkeren
rotación draaien buiging; circulatie; draaiing; kromming; omloop; ommekeer; omwenteling; opslagkosten; revolutie; ronde; rotatie; roulatie; rouleren; totale verandering; tournee; wenteling; zwenking
VerbRelated TranslationsOther Translations
apartar draaien; wenden; zwenken afkeren; afscheiden; afschuiven; afsplitsen; afwenden; afwentelen; afzonderen; apart zetten; bewaren; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; isoleren; loskrijgen; losmaken; lostornen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; opsturen; opzij leggen; plaatsen; posten; sturen; toezenden; tornen; uit elkaar plaatsen; uiteenplaatsen; uiteenzetten; uithalen; uittrekken; verzenden; wegsturen; wegzenden; wegzetten
arremolinar draaien; kolken; ronddraaien; rondtollen; tollen
arremolinarse draaien; kolken; ronddraaien; rondtollen; tollen
caer en draaien; rondtollen; tollen betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; doordringen; erin vallen; ingaan; penetreren
cambiar de dirección draaien; keren; omdraaien; wenden zich omdraaien
dar draaien; wenden; zwenken aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; iets toekennen; ingeven; meegeven; meesturen; meezenden; ondervragen; overgeven; overhandigen; overhoren; ronddelen; schenken; toebedelen; toebrengen; toekennen; toesteken; toewijzen; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; verlenen; verschaffen; verstrekken
dar la vuelta draaien; keren; omdraaien; wenden keren; omkeren; omwenden; rechtsomkeer maken; rechtsomkeert maken; retourneren; teruggaan; terugkeren; terugkomen; wederkeren; weerkeren; zich omdraaien
dar vueltas draaien; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; wentelen buitelen; cirkelen; de ronde doen; duikelen; duizelen; flikkeren; in de war maken; kelderen; kiepen; kieperen; kolken; rondgaan; tuimelen; vallen; verrollen; wervelen; wielen; zwieren
dar vueltas a draaien; keren; kolken; ronddraaien; rondtollen; tollen; wenden omwenden
dar vueltas sobre su eje draaien; keren; wenden omwenden
girar draaien; kantelen; keren; kolken; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; wenden; wentelen; zwenken afzwenken; gireren; omwenden; per postgiro betalen; rondwentelen; verrollen; zwenken
girar sobre su eje draaien; keren; wenden omwenden
hacer girar draaien; keren; rondtollen; tollen; wenden; zwenken omwenden; rondwentelen
hacer rodar draaien; keren; wenden omwenden
regresar draaien; wenden; zwenken achteruitgaan; afnemen; afzien van rechtsvervolging; declineren; keren; minder worden; omkeren; retourneren; seponeren; teruggaan; terugkeren; terugkomen; terugreizen; terugrijden; wederkeren; weerkeren
rodar draaien; keren; kolken; ronddraaien; rondtollen; tollen; wenden; zwenken controleren; dolen; doorrollen; examineren; filmen; inspecteren; keuren; omwenden; omzwerven; ronddwalen; schouwen; taxiën; waren; zwerven
tornar draaien; kantelen; keren; omdraaien; rollen; ronddraaien; roteren; wenden; wentelen; zwenken keren; omkeren; omwenden; teruggaan; zich omdraaien
tornarse draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen worden; zich omdraaien

Related Words for "draaien":


Synonyms for "draaien":


Related Definitions for "draaien":

  1. rondjes maken1
    • de aarde draait om de zon1
  2. het in een andere richting keren1
    • hij draaide zijn hoofd naar het raam1

Wiktionary Translations for draaien:


Cross Translation:
FromToVia
draaien tornear lathe — to shape with a lathe
draaien vuelta spin — circular motion
draaien girar turn — move around an axis through itself
draaien girar turn — change the direction or orientation of (something)
draaien contorsionar writhe — to twist or contort the body
draaien volver; tornar; voltear; devolver; mezclar; invertir retourneraller de nouveau en un lieu.
draaien girar tourner — Se mouvoir en rond, circulairement

Related Translations for draai