Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. eroderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eroderen from Dutch to Spanish

eroderen:

eroderen verbe

  1. eroderen (wegvreten)

Translation Matrix for eroderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
gastar slijten; verslijten
morder aanbijten; bijten; happen in; toehappen
pudrirse afrotten
VerbRelated TranslationsOther Translations
carcomer eroderen; wegvreten opeten; opvreten; vreten
corroer eroderen; wegvreten doorleven; doorstaan; inbijten; invreten; verdragen; verduren; verteren
corroerse eroderen; wegvreten afrotten; door roest ingevreten worden; doorleven; doorstaan; inroesten; roesten; verdragen; verduren; verroesten; verteren
descomponerse eroderen; wegvreten afdragen; afrotten; doorleven; doorstaan; ontbinden; rotten; slijten; verdragen; verduren; vergaan; verrotten; verslijten; verteren; wegrotten
digerir eroderen; wegvreten doorleven; doorstaan; opeten; opvreten; verbijten; verdragen; verduren; verkroppen; verstouwen; verstuwen; verteren; verwerken; vreten
digerirse eroderen; wegvreten afrotten; doorleven; doorstaan; opeten; opvreten; verdragen; verduren; verteren; vreten
gastar eroderen; wegvreten aanwenden; benutten; doorjagen; doorleven; doorstaan; gebruik maken van; gebruiken; iets uitgeven; kosten maken; opmaken; toepassen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verdragen; verduren; verstoken; verteren; verwerken; wegslijten
morder eroderen; wegvreten inetsen; knagen; knauwen; snerpen
pudrirse eroderen; wegvreten afrotten; bederven; doorleven; doorstaan; ontbinden; rotten; verdragen; verduren; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten

Wiktionary Translations for eroderen:

eroderen
verb
  1. intr|nld door de schurende werking van wind of water afslijten